Toelichting bij de Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorgaan Holland Rijnland

Download de toelichting bij de Gemeenschappelijke Regeling als pdf
94 kb

Inleiding

Ruim zes jaar na vaststelling van de Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland is het tijd voor een algehele herziening van deze gemeenschappelijke regeling. Niet dat de regeling geheel op de schop is gegaan. Voor een groot deel zijn de bepalingen ongewijzigd opgenomen in de nieuwe regeling. Wel zijn diverse bepalingen aangepast naar aanleiding van de onduidelijkheid waar in de praktijk tegen aan gelopen werd.

Bepalingen die puur betrekking hadden op het samengaan van de SDB en SLR zijn voor zover niet meer relevant komen te vervallen.

Ook de toelichting op de regeling is aangepast. Na de vaststelling van de regeling zijn vijf wijzigingen doorgevoerd. De toelichting is hier echter nooit op aangepast. Hierdoor sloten regeling en toelichting niet meer op elkaar aan. Bovendien is de toelichting op die punten uitgebreid waar in de praktijk bleek dat nadere uitleg over een artikel wenselijk is.

Relatie met Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen

In de regeling wordt er vanuit gegaan dat iets wat elders wettelijk geregeld is niet herhaald wordt. Het betreft m.n. bepalingen die in de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen zijn opgenomen. Daarnaast zullen in diverse verordeningen en reglementen (zoals een reglement van orde) aanvullende voorschriften worden vastgelegd. Deze zijn echter qua aard niet zodanig dat deze in de regeling zelf opgenomen behoeven te worden.

Dualisme

De in de Gemeentewet opgenomen bepalingen, aangaande het dualisme, zijn niet van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen.

Ten aanzien van het dualisme wordt, binnen de kaders van de wet, het aan de gemeenten zelf overgelaten op welke wijze zij hieraan in regionaal verband inhoud willen geven. In de regeling wordt het aan de gemeenten overgelaten of zij naar het algemeen bestuur alleen raadsleden dan wel raadsleden en/of collegeleden wil afvaardigen.

Aanhef van de regeling

Hoewel er geen bevoegdheden van de burgemeester, als bestuursorgaan, worden overgedragen is er met het oog op betrokkenheid, al dan niet in portefeuille- houdersverband bij overleg- en afstemmingstaken, voor gekozen om ook de burgemeesters de regeling te laten aangaan.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 2 lid 2 Vestigingsplaats

Sinds 1 april 2006 is het regiokantoor gehuisvest te Leiden

Artikel 4 Belangenbehartiging

De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) eist dat een gemeenschappelijke regeling de belangen aangeeft, waarvoor ze wordt aangegaan (art. 10, eerste lid Wgr). Onder ‘belang’ wordt verstaan het taakveld/beleidsterrein, waarop het samenwerkingsorgaan werkzaam kan zijn en waar het regionaal bestuur bevoegdheden kan worden toegekend.

Een efficiënte en effectieve regionale samenwerking vereist allereerst een heldere en transparante taak en werkveld-afbakening.

De taken die Holland Rijnland heeft, kunnen worden opgepakt vanuit vier verschillende rollen. Daarbij is er een onderscheid tussen de rollen in eindverantwoordelijkheid en bevoegdheid, resultaat en tijdsintensiteit. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende rollen: richtinggevende rol, platformfunctie, efficiency en verzoek externe partijen tot het verrichten van diensten. In Focus 2014 zijn de uitgangspunten vastgelegd hoe met deze verschillende rollen om te gaan.

Zijn de taken en bevoegdheden overgedragen, dan zijn niet langer de gemeenteraden of colleges bevoegd. Deze bevoegdheid ligt dan bij het Algemeen Bestuur of het Dagelijks Bestuur. Door middel van de jaarlijkse financiële bijdrage hebben de deelnemende gemeente voor het uitoefenen van deze taken en bevoegdheden ook middelen beschikbaar gesteld. Bij de platformfunctie is er geen sprake van overgedragen taken of bevoegdheden. De samenwerking wordt in dat geval gebruikt om gezamenlijk op te trekken, maar de besluitvorming blijft bij de gemeenten zelf. Ook hebben de gemeenten hiervoor geen middelen beschikbaar gesteld via de jaarlijkse bijdrage.

Goede voorbeelden van de faciliterende rol die door Holland Rijland wordt opgepakt zijn het faciliteren van de samenwerking tussen de gemeenten en instellingen en de visievorming op het terrein van zorg voor jeugdigen en gezin en het faciliteren van samenwerking op het terrein van cultuurbeleid en –projecten.

Onder het behartigen van belangen (lid 3) wordt mede verstaan de voorbereiding van  het proces van standpuntbepaling inzake rijks- en provinciale nota’s en plannen. Het doen van subsidieaanvragen bij andere overheden ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde beleidsterrein, waaronder begrepen het indienen van zienswijzen, dan wel het coördineren van subsidieaanvragen, (bijvoorbeeld de gebruikelijke praktijk t.a.v. Gebundelde Doel Uitkeringen (GDU)).

Het derde lid biedt ook de basis voor de mogelijkheid om subsidies te ontvangen en door te geven in het kader van de platformfunctie (als de gemeenten besluiten om het “doorsluizen” van subsidie bij Holland Rijnland neer te leggen) met name gaat het dan om subsidies die niet vallen onder het bepaalde in artikel 5 lid 9.

Op basis van lid 4 kunnen zowel deelnemende gemeenten als niet deelnemende gemeenten en organisaties het samenwerkingsorgaan verzoeken aan hen diensten te verlenen. Het verzoek moet voor instemming worden voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Goed voorbeeld hiervan is het onderbrengen van de projectorganisatie 3D bij het samenwerkingsorgaan. Holland Rijnland levert de ondersteuning van het project. De gemeenten houden de besluitvormende bevoegdheid.

Artikel 5 Taken

De in dit artikel weergegeven taakomschrijvingen betreffen de uitwerking van de in artikel 4 opgesomde belangen. De taken worden op analfabetische volgorde beschreven. Gezien de jurisprudentie kan een bevoegdheid als overgedragen beschouwd worden wanneer ze voldoende nauwkeurig is omschreven in de regeling. De regeling moet de te delegeren bevoegdheid vermelden.

Uitgangspunt van de regeling is dat alle deelnemende gemeenten ook de bevoegdheid op de in dit artikel genoemde beleidsterreinen overdraagt. Uitgangspunt is dat er geen sprake is van een cafetariamodel.

Nu Holland Rijnland in de fase van consolideren en realiseren zit, is het van belang dat dit ook tot uitdrukking komt bij dit artikel. Vandaar dat procesbegeleiding is toegevoegd aan de in dit artikel genoemde bevoegdheden. Het implementeren van beleid en  aangaan van overeenkomsten is niet apart in de regeling opgenomen omdat voortvloeit uit de visie of het beleid dat op een bepaald beleidsterrein wordt vastgesteld voortvloeit.

Met het programma van de Sociale Agenda ondersteunt het samenwerkingsorgaan de gemeenten binnen Holland Rijnland op het brede terrein van samenlevingsvraagstukken om te bereiken dat de kwaliteit, omvang en samenhang van voorzieningen in de regio van een goed niveau zijn.

De samenwerking binnen de Sociale Agenda richt zich specifiek op de volgende onderdelen:

  1. jeugd;
  2. leerplicht en voortijdig schoolverlaten;
  3. participatie arbeidsmarktbeleid;
  4. maatschappelijke ondersteuning.

De regionale sociale agenda beslaat een zeer breed terrein, van onderwijs en jeugdbeleid tot werk en inkomen, van zorg en welzijn tot cultuur. Op dit brede terrein heeft samenwerking tussen gemeenten meerwaarde wanneer het gaat om het aanpakken van maatschappelijke problemen die gemeentegrensoverschrijdend zijn, die erg complex zijn, waar schaalvoordelen behaald kunnen worden in de uitvoering of waar gemeenten door regionaal opererende organisaties en provincie worden aangesproken op het gezamenlijke beleid.

Holland Rijnland vervult op deze onderwerpen veelal een platformfunctie. Binnen de sociale agenda is een goede traditie opgebouwd dat gemeenten samen initiatieven nemen en uitwerken, soms licht, soms zwaarder ondersteund vanuit Holland Rijnland en waarbij de besluitvorming na bespreking in het portefeuillehoudersoverleg in de betrokken colleges en raden).

Op een beperkt aantal taken heeft Holland Rijnland een grotere beleidsmatige of coördinerende rol, te weten: voortijdig schoolverlaten, arbeidsmarktbeleid en preventie jeugdbeleid en het project ketenaanpak jeugd.

De gemeenten van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, met uitzondering van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude, hebben de taken die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969 ondergebracht bij het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL). De taken genoemd in de Wet regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-functie) heeft de contactgemeente Leiden van de RMC- regio Zuid-Holland Noord ondergebracht bij het Regionaal bureau leerplicht van Holland Rijnland. De gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude vallen hier niet onder omdat zij onderdeel uitmaken van de RMC regio Gouda.

Bij de taken en bevoegdheden is niet apart een bepaling opgenomen over de bemoeienissen met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij. Deze vloeien voort uit de onder lid 8 genoemde Regionale Investeringsstrategie.

Artikel 6 Besluitvormingsprocedure

Dit artikel regelt dat het Dagelijks Bestuur een uitgebreide procedure volgt bij de voorbereiding, van de in artikel 5 genoemde plannen en overige maatregelen die betrekking hebben op sturende en ordenende taken en bevoegdheden, zoals deze worden benoemd in artikel 5 lid 4. Dit artikel is herschreven naar analogie van artikel 169 Gemeentewet. Zodoende is duidelijk dat deze procedure alleen gevolgd moet worden wanneer er sprake is van ingrijpende plannen.

Onder ingrijpend zal in ieder geval verstaan moeten worden die beleidswijzigingen die politiek gevoelig liggen of beleid dat als gevolg van de wijziging een hele andere koers  tot gevolg heeft.

Mocht het Dagelijks bestuur in de voorbereiding van besluitvorm er niet voor gekozen hebben om toepassing te geven aan dit artikel, dan ligt hier een rol voor het portefeuillehoudersoverleg om het Dagelijks Bestuur te adviseren om alsnog de in dit artikel genoemde besluitvormingsprocedure te volgen.

Artikel 7 Bevoegdheden

Artikel 10, tweede lid van de wet bepaalt dat de regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld, aangeeft welke bevoegdheden de deelnemende gemeenten aan het openbaar lichaam toekennen. Bij de overdracht van de bevoegdheden behoren onder meer ook de bevoegdheden tot het indienen van zienswijze op het betreffende beleidsterrein.

Verder is bepaald dat de regeling bepalingen kan inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de toegekende bevoegdheden.

Bevoegdheden kan een openbaar lichaam in de eerste plaats ontvangen van de deelnemende gemeenten (art. 30 Wgr). Deze worden door de gemeenten overgedragen zodat zij zelf niet langer over deze bevoegdheden beschikken.

Naast door gemeenten overgedragen bevoegdheden heeft het openbaar lichaam van rechtswege de bevoegdheid om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen (bijv. verwerven van goederen, benoemen van personeel). Gemeenten kunnen in de regeling op deze bevoegdheid wel beperkingen aanbrengen.

Op de overdracht van bevoegdheden is afdeling 10.12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)van toepassing wanneer het om de bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb gaat. De deelnemende gemeenten kunnen de bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.

De Wgr kent in het algemeen geen bevoegdheidsverdeling over de verschillende bestuursorganen. Er is slechts bepaald dat de voorzitter zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur voorzit en dat het algemeen bestuur aan het hoofd van de gemeenschappelijke regeling staat. Slechts ten aanzien van de bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting en jaarrekening is in de Wgr vastgelegd dat deze bevoegdheden aan het Algemeen Bestuur toekomen en niet bij het Dagelijks Bestuur mogen worden neergelegd.

Op grond van artikel 33 lid 1 Wgr komen de bevoegdheden, voor zover deze zijn overgedragen door raden toe aan het algemeen bestuur, die van het college aan het dagelijks bestuur en die van de burgemeester aan de voorzitter.

Tot slot heeft een openbaar lichaam ook de bevoegdheden die behoren bij de bevoegdheden die door de gemeenten worden overgedragen, bijvoorbeeld het voeren van overleg met derden omtrent een overgedragen bevoegdheid. Ook aan deze bijbehorende bevoegdheden kunnen door de gemeenten, bij het overdragen van de bevoegdheid beperkingen worden gesteld.

Artikel 8 Taken bestaande samenwerkingsverbanden

De overgangsbepaling die bij de vaststelling van de regeling na de fusie tussen SDB en SLR blijft nog gehandhaafd in deze regeling aangezien onder meer het Landschapsbeleidsplan Duin- en Bollenstreek (vastgesteld door het SDB) nog van kracht is. Daarnaast is het RVVP destijds vastgesteld door de raden in de Duin- en Bollenstreek en door het AB van het SVVLR.

Met ingang van 1 april 2010 zijn de gemeente Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude aangesloten bij Holland Rijnland. Daarnaast heeft de gemeente Kaag en Braassem, na de fusie tussen Alkemade en Jacobswoude er voor gekozen om definitief aan te sluiten bij Holland Rijnland.

Evenals na de fusie tussen SDB en SLR is een voorziening getroffen voor de overgang c.q. voortzetting van de taken en diensten van het Rijnstreekberaad en/of de afzonderlijke gemeenten. Tot de harmonisatie tussen Holland Rijnland en de Rijnstreekgemeenten is afgerond is het nodig een bepaling in de Gemeenschappelijke regeling op te nemen.

Artikel 9 Samenstelling Algemeen

Gekozen is voor minimaal twee vertegenwoordigers per gemeente. Daarnaast kunnen gemeenten met meer dan 20.000 inwoners, per hele eenheid van 20.000 inwoners (naar boven afgerond), een extra vertegenwoordiger aanwijzen. Bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode dienen deze gemeenten aan te geven hoeveel vertegenwoordigers in het Algemeen Bestuur worden benoemd. Deze gemeenten kunnen er nl. voor kiezen om het aantal vertegenwoordigers te beperken tot twee. Uiteraard blijft het aantal stemmen per gemeente ongewijzigd.

Om te voorkomen dat gemeenten met een laag inwoneraantal wel twee AB-leden willen afvaardigen, en hierdoor samen één stem is het minimum aantal stemmen per gemeente op twee gesteld. Dit heeft geen invloed op de stemverhoudingen.

Het aantal AB-leden varieert derhalve van minimaal 24 tot maximaal 40. Het totaal van de leden in het algemeen bestuur is variabel.

Tot nu toe maakte de tabel met het overzicht van het aantal leden en het aantal stemmen onderdeel uit van deze toelichting. Bij vaststelling van de nieuwe Gemeenschappelijke regeling met deze bijbehorende toelichting wordt de tabel als een bijlage gevoegd bij de toelichting. Deze bijlage kan dan bij elke wijziging dan op een eenvoudige wijze opnieuw worden vastgesteld.

In het derde lid wordt het mogelijk gemaakt dat een AB-lid zich kan doen vervangen. Als ook diens plaatsvervanger niet aanwezig is, dan vervalt zijn/haar stem. Stemmen zijn dan ook niet overdraagbaar. Eventueel aanpassen na discussie in het AB

Het spreekt voor zich dat indien een AB-lid tevens DB-lid zich in de vergadering van het AB als AB-lid kan doen laten vervangen. Voor de vervanging van de DB leden tijdens de vergadering van het AB geldt de onderlinge vervangingsregeling zoals deze door het DB is afgesproken.

Artikel 10 Zittingperiode

Aangezien het in de praktijk niet altijd mogelijk is voor gemeenteraden om in de eerste vergadering van een nieuwe raadsperiode de leden voor het Algemeen Bestuur te benoemen is deze bepaling ruimer geformuleerd in die zin dat de benoeming bij voorkeur in de eerste raadsvergadering plaatsvindt en anders zo snel mogelijk daarna.

De gemeenteraden benoemen niet alleen de leden voor het Algemeen Bestuur, maar ook de plaatsvervangers. Dit is nu expliciet toegevoegd aan de leden 2 tot en met 7.

Ten aanzien van de mededeling van wijzigingen binnen een gemeentelijke afvaardiging was het aan de colleges om dit te melden aan het Algemeen Bestuur. Aangezien de raden de leden en de plaatsvervangend leden benoemen, is het in het duale (gemeentelijke) stelsel meer voor de hand liggend dat deze mededeling door de voorzitter van de raad wordt gedaan. In de praktijk worden de mutaties oko doorgegeven door de griffier.

Artikel 11 Vergaderingen Algemeen Bestuur

Op grond van het tweede lid zijn besluiten aangenomen als meer dan 50% van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel hebben gestemd.

Door de wijze waarop deze bepaling is geformuleerd is er ruimte om ten aanzien van bepaalde besluiten een grotere meerderheid van stemmen eisen wil een besluit zijn aangenomen. In de Gemeenschappelijke regeling zelf, onder meer artikel 38, is bepaald ten aanzien van welke besluiten een zwaarder regime geldt.

Artikel 12 Openbaarheid Vergaderingen

De wettelijke bepalingen over de openbaarheid en de geheimhoudingsplicht zijn van toepassing. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn in beginsel openbaar. De deuren worden echter gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. In artikel 23 van de wet is de procedure over het opleggen van geheimhouding geregeld.

Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsplicht

Door middel van de bepalingen in dit artikel worden enkele formele waarborgen gecreëerd voor uitvoering van het principe van verlengd lokaal bestuur. Aangegeven wordt dat leden van het Algemeen Bestuur te allen tijde door hun gemeente om informatie kunnen worden gevraagd en verantwoording moeten afleggen over de besluiten die zij nemen. De gemeente regelt zelf de wijze waarop dit gebeurt. Zie toelichting artikel 18.

Het spreekt voor zich dat over datgene waarover geheimhouding op grond van de bepalingen uit de Gemeentewet is opgelegd, de leden van het Algemeen Bestuur geen informatie mogen verstrekken aan hun gemeente zolang de geheimhoudingsplicht geldt.

Artikel 14 en 19 Vergoedingsregeling

Het Algemeen Bestuur kan op grond van de artikelen 21 en 24, vierde lid van de wet, regels vaststellen met betrekking tot de in deze artikelen bedoelde vergoedingen en tegemoetkomingen in de gemaakte kosten. Als regels voor een vergoeding voor leden van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur, bestuurscommissieleden en voor leden van het Portefeuillehoudersoverleg worden vastgesteld, dan dient dit te geschieden onder de in de wet genoemde randvoorwaarden.

Artikel 15 Samenstelling Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en vijf tot acht leden die allen door en uit het midden van het Algemeen Bestuur worden gekozen. Het Algemeen Bestuur heeft daarbij vrijheid in de keuze van de leden van het Dagelijks Bestuur.

In de gemeenschappelijke regeling zijn geen verdere bepalingen opgenomen m.b.t. de herkomst van de leden van het Dagelijks Bestuur. In de praktijk zal op basis van onderling overleg tussen de colleges van burgemeester en wethouders gekomen worden tot voordrachten in het Algemeen Bestuur.

Artikel 16 Vergadering Dagelijks Bestuur

In tegenstelling tot het Algemeen Bestuur geldt in het Dagelijks Bestuur niet het principe van gewogen stemmen, maar één stem per lid.

Artikel 20 Algemene bepalingen voorzitter

De voorzitter is voorzitter van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Hij/zij wordt aangewezen door en uit het Algemeen Bestuur. De voorzitter heeft stemrecht in zowel het Algemeen Bestuur als het Dagelijks Bestuur.

Artikel 22 Bestuurscommissies

Het Algemeen Bestuur kan een commissie instellen met het oog op de behartiging van een bepaald belang. Het is aan het Algemeen Bestuur om de bevoegdheden en de samenstelling van de commissie te regelen.

De wijze waarop en de voorwaarden waaronder een bestuurscommissie kan worden ingesteld zijn geregeld in artikel 25 van de wet.

Artikel 23 Vaste commissies van advies

Door middel van dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd voor de instelling van de portefeuillehoudersoverleggen. De vereisten waaraan voldaan moet worden zijn opgenomen in artikel 24 van de wet.

Artikel 24 Andere commissies van advies

Met de mogelijkheid tot het instellen van “andere commissies van advies” (zie artikel 24 Wet gemeenschappelijke regelingen aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter wordt een mogelijkheid geopend bijvoorbeeld de regionale urgentiecommissie in te stellen. Deze commissie heeft niet het karakter van een portefeuillehoudersoverleg of bestuurscommissie.

Artikel 25 De secretaris/de controller

De functie van controller is gekoppeld aan de functie van manager Middelen, Beheer en Control. De benoeming van het overige personeel, waaronder de manager Middelen, Beheer en Control geschiedt door het Dagelijks Bestuur. Om die reden is deze bepaling aangepast en vindt de benoeming van de controller niet langer meer plaats door het Algemeen Bestuur maar door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 28 Algemeen (Financiële bepalingen)

Op basis van lid 1 zullen de regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van  de financiële administratie. De in lid 2 bedoelde heffingen betreffen leges en heffingen voor verleende diensten.

Artikel 29 Begroting

De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 35 van de wet (de begroting wordt acht weken voor behandeling in het Algemeen Bestuur naar de gemeenteraden gezonden).

Artikel 30 Verschuldigde betaling

Aan dit artikel is een vijfde lid toegevoegd om de dagelijkse praktijk te formaliseren. Ook nu is het al zo dat indien een gemeente de gemeentelijke bijdrage niet tijdig betaald, hierover rente verschuldigd is.

Artikel 30a Garantstelling

Volgens de Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wgr zijn de deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling verplicht een daarbij opgericht openbaar lichaam van middelen te voorzien waardoor het de taken waartoe het is opgericht naar behoren kan vervullen. Daartoe behoren ook de financiële verplichtingen die het openbaar lichaam ter uitvoering van die taken is aangegaan. Daarnaast behoren tot de verplichte uitgaven van een openbaar lichaam de aflossing van schulden en renten en andere opeisbare schulden. Dit artikel is gebaseerd op deze Circulaire. Wanneer, zoals thans het voornemen is, Holland Rijnland in 2015 de markt op komt voor financiering is het essentieel dat de bepaling van garantstelling is opgenomen in de Gemeenschappelijke regeling. Wanneer dat niet het geval is, zal het voor het samenwerkingsorgaan veel duurder worden om financiering uit de markt te halen.

Artikel 32 Begrotingswijziging

In lid 1 wordt een zware procedure voorgeschreven (gelijk aan die voor een begroting) indien een begrotingswijziging niet budgettair neutraal is. Als de wijziging geen invloed heeft op de bijdrage van de gemeenten, dan volstaat ingevolge lid 2 een lichte procedure. In dat geval worden de raden niet ingeschakeld. Het voorstel wordt dan met de overige vergaderstukken voor de betreffende vergadering van het Algemeen Bestuur meegezonden.

Artikel 36 Toetreding

Voor toetreding van een gemeente is de instemming van tweederde van de gemeenten vereist.

Artikel 37 Uittreding

Voor uittreding van een gemeente is geen besluit van het Algemeen Bestuur nodig. Wel stelt het Algemeen Bestuur ter waarborging van de financiële belangen van het samenwerkingsorgaan een uittredingssom vast.

Artikel 38 lid 3

Aangezien de Gemeenschappelijke regeling is aangegaan door de raden, colleges en burgemeester dienen deze bestuursorganen ook ieder afzonderlijk een besluit te nemen over een voorgestelde wijziging.

Voor het wijzigen van taken en bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 5 en de wijziging van artikel 38 is unanimiteit van de deelnemende gemeenten vereist. Dit met het oog op de zwaarte van beide artikelen.

Voor de overige wijzigingen van de regeling, die derhalve minder verstrekkende zijn dan wijziging van artikel 5 en artikel 38, is een gekwalificeerde meerderheid van 2/3e van de deelnemende gemeenten vereist. Uiteraard dient naast een gekwalificeerde meerderheid t.a.v. de deelnemende gemeenteraden, colleges en burgemeester ook de meerderheid van het Algemeen Bestuur met het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling in te stemmen.

Artikel 40 Archief

In de regeling wordt ten aanzien van het bewaren, de zorg en het beheren verwezen naar de bepalingen in de Archiefwet 1995.

Artikel 41 Geschillen

Beslechting van geschillen is in artikel 28 van de wet aan Gedeputeerde staten opgedragen.

Artikel 44

Dit artikel geeft aan dat het gemeentebestuur van Leiden voor verzending van de regeling zorgt aan onder meer Gedeputeerde Staten.

Back To Top
Ga naar de inhoud