Statenvoorstel vaststellen regionale energiestrategieën
Bestuurlijke samenvatting van het voorstel
De provincie heeft het Klimaatakkoord onderschreven en wil vanuit haar rol en verantwoordelijkheid bijdragen aan de oplossing van de klimaatproblematiek. Doel van het Klimaatakkoord is de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden Celsius en zo mogelijk tot 1,5 graad Celsius. Zuid-Holland is kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering, een groot deel ligt onder zeeniveau. ‘We stoten in 2030 bijna de helft minder broeikasgassen uit dan we in 1990 deden’ is de afspraak die in het Klimaatakkoord is vastgelegd. Voor het terugdringen van het broeikasgas CO2 wordt ingezet op de transitie naar duurzaam opgewekte elektriciteit in 2030: op zee 49 TWh en op land 35 TWh.
In de regionale energiestrategieën (RES’en) wordt invulling gegeven aan de doelstellingen uit het Klimaatakkoord en regionale energieakkoorden. De focus van de RES ligt op de warmtetransitie van de gebouwde omgeving (van fossiele naar duurzame bronnen), grootschalige opwek van hernieuwbare elektriciteit (middels zon en wind) op land en de daarvoor benodigde infrastructuur. De provincie is partner in zeven regionale energiestrategieën.
Samen met overheden, maatschappelijke partners, bedrijfsleven en inwoners wordt gewerkt aan regionaal gedragen RES’en. In het proces naar de RES1.0 is in alle regio’s gezocht naar mogelijkheden voor duurzaam opwek aanvullend op wat er al beschikbaar is. De centrale vraag in alle RES’en is: hoe kan de regio bijdragen?
De RES is een strategische verkenning. De RES1.0 is niet het eindpunt, maar wel een betekenisvolle stap in de energietransitie. Na de RES1.0 volgen nog het proces van de aanpassing van het omgevingsbeleid en een tweejaarlijkse herziening van de RES.
Gedeputeerde Staten hebben veel waardering voor het werk dat in alle regio’s is verzet. In alle RES’en komen de onderwerpen terug waarvoor Provinciale Staten aandacht hebben gevraagd.
De RES’en geven prioriteit aan besparing, warmte en zon op dak. De provincie is partner in de RES met een bovenregionale ruimtelijke verantwoordelijkheid. Bij de beoordeling hebben wij vanuit deze bovenregionale ruimtelijke verantwoordelijkheid en kaderstellende rol vanuit ruimtelijke ordening een aantal kanttekeningen bij de besluiten over de RES1.0 gezet.
Zuid-Holland is een energie-intensieve en drukbevolkte provincie met weinig open ruimte. We geven de energietransitie zo vorm dat wij daarbij zuinig zijn op de open ruimte. Naast wind- en zonne-energie kunnen verstedelijking en oprukkende bedrijvigheid ook druk zetten op het open landschap. In dit besluit is daarom de afweging gemaakt om de RES1.0 als strategische verkenning vast te stellen, waarbij wij vanuit onze kaderstellende rol een voorbehoud maken voor zoekgebieden voor nieuwe windparken in het Groene Hart.
De RES1.0 wordt als bouwsteen gebruikt bij de aanpassing van het omgevingsbeleid. Provinciale Staten bespreken na de zomer de uitwerking van die bouwsteen in de startnotitie voor de herziening van de module energietransitie.
Met dit besluit stellen Provinciale Staten de RES1.0 vast als strategische verkenning voor de energietransitie voor de regio’s Alblasserwaard, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Midden- Holland, Holland Rijnland en Rotterdam Den Haag.
De RES Drechtsteden levert de RES1.0 later aan voor besluitvorming. De verwachting is dat deze RES half mei in procedure wordt gebracht voor besluitvorming. De inhoud van de RES is wel bekend zodat er een compleet overzicht is van de RES’en1.0 in Zuid-Holland.
Inhoud
De inhoudelijke beschrijving is als volgt opgebouwd:
- Analyse van provinciale onderwerpen in de RES, waarin is beschreven hoe de onderwerpen waarvoor Provinciale Staten aandacht hebben gevraagd in de wensen en bedenkingen op de concept-RES’en zijn verwerkt in de RES1.0.
- Samenhang tussen de RES’en en het provinciale ruimtelijk beeld.
- Overwegingen en algemene conclusies voor de besluitvorming.
- Beschrijving per RES met conclusie voor het besluit over de betreffende RES.
1. Analyse provinciale onderwerpen in de RES.
In alle RES’en komen de onderwerpen terug waarvoor Provinciale Staten aandacht hebben gevraagd.
In de bijlage Overzicht Regionale Energiestrategieën1.0 in Zuid-Holland is een overzicht gegeven van de wijze waarop deze onderwerpen in de RES1.0 zijn opgenomen.
- Besparen is uitgangspunt in alle RES’en en wordt als belangrijk thema gezien. De diepgang in uitwerking verschilt per RES. De uitvoering vindt meestal op gemeentelijk niveau plaats, waarbij de regio een faciliterende rol heeft.
- Aan de warmtetransitie is uitgebreid aandacht besteed in alle RES’en, Alternatieve beschikbare bronnen zoals restwarmte, aardwarmte, zonthermie en aquathermie zijn beschreven, maar keuzes moeten nog worden gemaakt. In diverse regio’s is aandacht besteed aan de impact van de warmtetransitie op de elektriciteitsvraag. Voor de kwantitatieve uitwerking van de warmtebehoefte in 2030 en daarna wordt veelal verwezen naar de Transitievisies Warmte. Deze zijn nog in ontwikkeling en moeten vóór 1 januari 2022 zijn vastgesteld door de gemeenteraden. De Transitievisies Warmte leveren daarna weer input voor de RES2.0.
- Zon op dak wordt in alle RES’en na besparing als eerste prioriteit gezien. Alle RES’en gaan er vanuit dat een groot deel van de duurzame opwek van elektriciteit op grote dakoppervlakten wordt gerealiseerd. Voor een concrete invulling (maatregelen, financiering) wordt meestal verwezen naar de nog te ontwikkelen uitvoeringsagenda’s. Het aandeel zon op dak is ca. 1,7 TWh.
- Voor alle RES’en zijn door de netbeheerders impactstudies gedaan op de energie infrastructuur. Deze zijn in een aantal gevallen nog op tussenproducten uitgevoerd en niet op het eindbeeld. Voor de netimpact en kosteneffectiviteit heeft vanuit het oogpunt van de techniek een evenwichtige combinatie van opwek door zon en wind de voorkeur, omdat deze op verschillende momenten energie opwekken. In combinatie kunnen zon en wind aanvullend aan elkaar zijn en relatief minder net capaciteit vragen. In verhouding leveren windturbines per opgestelde megawatt meer op dan zonnepanelen. In enkele RES’en is, vanwege de provinciale overweging ten aanzien van wind in het Groene Hart, extra ingezet op zonne-energie, soms zelfs tot bijna 100%. Voor die regio’s geeft de netbeheerder het signaal dat de haalbaarheid en maakbaarheid van de benodigde netverzwaring een ernstige uitdaging wordt en het een relatief dure oplossing is in verhouding tot de hoeveelheid opgewekte energie. In het algemeen adviseert de netbeheerder dan ook om de opwek van zon- en windenergie meer in balans te brengen, aansluitingen te combineren en opwekpieken slim af te vlakken. Voor het realiseren van de opgave in 2030 zijn beschikbare en bewezen technieken in beeld gebracht, dat zijn zon- en windenergie. In de meeste RES’en is een Doorkijk naar 2050 opgenomen. In de Hoeksche Waard maakt dit geen onderdeel uit van de RES, maar van het proces energieneutraal in 2040. In alle RES’en wordt aangegeven dat zij innovatieve ontwikkelingen in de toekomst willen meenemen. In de RES Goeree-Overflakkee wordt expliciet genoemd dat zij verder willen gaan met waterstof, getijdenenergie en energie uit zeewier. Midden-Holland biedt zich aan als lokale proeftuin op het gebied van biogas, energieopslag en waterstof. Kernenergie wordt in de meeste RES’en benoemd, maar niet gezien als optie voor het halen van de doelen per 2030. Koelte wordt bijna in geen enkele RES specifiek genoemd. In de systeemstudie Zuid-Holland is koelte onderdeel van de elektriciteitsvraag van de gebouwde omgeving en draagt bij aan de toenemende vraag, die op termijn leidt tot knelpunten op het net.
- Alle RES’en benoemen het streven naar 50% lokaal eigendom uit het Klimaatakkoord. Alle RES’en hebben lokale energiecoöperaties betrokken. Er is behoefte aan de praktische invulling van lokaal eigendom en behoefte aan informatie hoe de gemeenten dit gaan uitwerken via beleidskaders. Gedeputeerde Staten hebben een handreiking ontwikkeld om lokaal eigendom te ondersteunen.
- In het traject naar de concept-RES waren veelal regionale stakeholders en vertegenwoordigende organisaties betrokken. In het proces naar de RES1.0 zijn in alle regio’s ook inwoners betrokken. Er is in alle regio’s serieus gewerkt aan participatie. De Coronacrisis zorgt daarbij enerzijds voor extra uitdagingen, anderzijds zijn met digitale bijeenkomsten meer en deels ook andere deelnemers betrokken. Aandachtspunten voor het vervolgproces zijn het verbreden en intensiveren van participatie en het zoveel mogelijk betrekken van de ‘stille’ middengroep met aandacht voor de betrokkenheid van jongeren. Dat kan worden uitgewerkt in een goed (regionaal) participatieplan waarin de waarden van een goed participatieproces zoals inclusieve toegang, gelijk speelveld en zicht op alle perspectieven een plek krijgen. Uit het participatieproces in de Alblasserwaard blijkt dat de participatie toeneemt naarmate de visie en zoekgebieden concreter worden.
- In alle RES’en wordt gezocht naar meervoudig ruimtegebruik, te beginnen bij zon op dak. Ook zon op geluidsschermen, zon op waterbassins en zon boven parkeerplaatsen komen terug in de RES’en. Ruimtelijke kwaliteit en landschap worden overal benoemd, maar zijn in sommige regio’s minder duidelijk uitgewerkt dan in andere. Dit vraagt dus aandacht bij de verder uitwerking. In het proces naar de RES2.0 ligt een kans om ruimtelijke kwaliteit nog duidelijker onderdeel te laten zijn van de afweging over en invulling van de zoekgebieden. De provincie start hier, mede vanuit haar verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ordening en ruimtelijke kwaliteit, onderzoeken voor op.
- In veel RES’en was het uitgangspunt bij de uitwerking het huidige omgevingsbeleid van de provincie. Hierin zijn locaties voor windenergie op kaart aangegeven in de verordening ten behoeve van het realiseren van de het Energieakkoord van 2013. In de omgevingsvisie is de structuur beschreven waarin de locaties uit de verordening passen. Voor zonne-energie op land zijn beleidsmatige uitgangspunten geformuleerd.
In een aantal RES’en zijn nieuwe zoeklocaties en zoekgebieden benoemd voor windenergie. De meeste zoekgebieden liggen langs grootschalige infrastructuur en passen daarmee in het omgevingsbeleid. Een aantal van die zoekgebieden past echter niet bij het uitgangspunt van het Coalitieakkoord van de provincie om geen nieuwe windparken te realiseren in het Groene
Hart en Midden-Delfland. De zoekgebieden voor windenergie vragen allemaal om een verdere uitwerking. In enkele regio’s zijn ook zoekgebieden voor zon in landbouwgebied opgenomen die niet passen binnen het huidige omgevingsbeleid en daarom een nadere verkenning vragen.
In de Kaartenbundel Samengestelde RES kaarten Zuid-Holland is per RES een kaartenreeks gemaakt met de zoekgebieden voor zon- en windenergie, huidige en geplande woningbouwlocaties en andere ruimtelijke ontwikkelingen, huidige en te ontwikkelen natuur en de beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is een samengestelde RES- kaart gemaakt.
2. Samenhang tussen de RES’en en het huidige provinciale ruimtelijk beeld
Er zijn grote verschillen tussen de RES’en als het gaat om de mate van uitwerking. In sommige RES’en worden specifieke zoeklocaties benoemd. Andere RES’en gaan uit van grote zoekgebieden die nog nader verkend moeten worden.
Het proces van onderop en het samenspel tussen partners zorgt in sommige regio’s voor een diffuus ruimtelijk totaalbeeld, waarbij iedere gemeente een deel van de opgave realiseert.
In de RES’en zijn veel van de zoekgebieden voor windenergie, maar ook voor zonne-energie gekoppeld aan grootschalige infrastructuur. Dit past in de visie van de provincie dat grote windturbines langs de randen van de eilanden (overgang land/water), langs grootschalige infrastructuur (snelwegen) of in grootschalige industriegebieden passen. Overweging hierbij is dat door de grote omvang en ruimtelijke invloed van moderne windturbines het van belang is om deze geconcentreerd te plaatsen in daarvoor geschikte gebieden en versnippering over de hele provincie te voorkomen.
In iedere RES is meervoudig ruimtegebruik voor zon een aandachtspunt. Omdat wind de laatste voorkeur heeft van de provincie is er een aantal zoekgebieden voor zonne-energie op landbouwgrond opgenomen, waarbij niet duidelijk is of er synergie is met andere opgaven zoals bodemdaling en stikstofemissie. Een integrale aanpak van meerdere opgaves, waaronder die van energie, is gewenst in de verdere uitwerking van deze zoekgebieden.
Landschappelijke kwaliteit – bestaand en nieuw te ontwikkelen – is een belangrijk uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling. Waarbij rekening gehouden wordt met de kwetsbare of zeer waardevolle gebieden zoals de cultuurhistorische kroonjuwelen of de weidevogelgebieden.
De provincie start met een verkenning naar de mogelijkheden van integrale toepassing van duurzame energieopwekking met andere opgaves, waaronder bodemdaling om zo tot nieuwe landschappelijke kwaliteit te kunnen komen.
Samen met de Provinciale Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) Zuid-Holland onderzoekt en evalueert de provincie de ruimtelijke effecten van de bestaande turbines. Daarnaast verkent ze voor de uitgangspunten van de omgevingsvisie (langs grootschalige infrastructuur etc.) de effecten (in ruimtelijke samenhang) van de plaatsing van de nieuwe generaties windturbines.
In elke RES is aandacht voor de buurregio’s, maar dat betekent niet dat aan weerszijden van de grens dezelfde of gezamenlijke keuzes gemaakt worden. Dit geldt niet alleen voor de RES’en
binnen de provinciegrens, maar ook voor de aangrenzende RES’en in andere provincies. Zowel bij de keuzes voor zoekgebieden, als in de slag naar verdere verkenning en uitwerking van deze gebieden blijft de samenhang een aandachtspunt.
Het PARK-advies ‘Regionale Energiestrategieën en het Groene Hart’ vraagt aandacht voor de samenhang op schaal van het landschap van het Groene Hart. De uitgangspunten uit het advies herkennen en erkennen we. De grenzen van de RES komen niet vanzelf overeen met de landschappelijke grenzen. In het proces naar de RES2.0 en de vertaling naar het omgevingsbeleid benutten we ook de uitgangspunten van het advies, namelijk:
- Aandacht voor de samenhang in ruimtelijke kwaliteit tussen de Zuid-Hollandse regio’s onderling en buurregio’s in de andere provincies. Hierbij gaat het ook over de samenhang van doorgaande landschappelijke structuren over de grenzen heen.
- Terughoudendheid met ontwikkelingen in gebieden met (zeer) bijzondere waarden of een hoge kwetsbaarheid middels de beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit.
- Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rondom energie als kans zien om een gebied integraal op te waarderen en te versterken. Zoek naar meekoppelkansen en maak verbinding met andere opgaves.
- Zichtbaar maken van de ruimtelijke impact van mogelijke zoekgebieden alvorens hier besluiten over te nemen. Vertaal de locaties op kaart naar 3d-visualisaties en test ze vanuit verschillende standpunten. Maak gebruik van deze informatie in de verdere afweging en het participatieproces.
De beoogde duurzame opwek van elektriciteit van de gezamenlijke RES’en in Zuid-Holland ligt op ruim 6 TWh in 2030. Dit is inclusief de reeds gerealiseerde en geplande opwekcapaciteit, waaronder de windopgave (735,5 MW) van het Energieakkoord van 2013, die we gerealiseerd willen zien in uiterlijk 2023.
Volgens de analyse van het Planbureau van de Leefomgeving leveren de 30 concept-RES’en plannen voor een hernieuwbare elektriciteitsproductie in 2030 op met een bandbreedte van 31,2 tot 45,7 (TWh), en een middenwaarde van 38,2 TWh. Of het doel van 35 TWh wordt gehaald, is dus onzeker.
3. Overwegingen en algemene conclusies voor de besluitvorming
In alle RES’en komen de onderwerpen terug waarvoor Provinciale Staten aandacht hebben gevraagd. Zon op dak wordt in alle RES’en na besparing als eerste prioriteit gezien. Gezien de grote bebouwingsdichtheid in onze provincie ligt hier een grote kans. Zuid-Holland heeft de mogelijkheden voor alternatieve warmtebronnen en die kansen worden ook benut. Veel onderwerpen vragen om een verdere uitwerking, zoals hierboven geschetst onder de Analyse provinciale onderwerpen in de RES. Deze aandachtspunten zal de provincie agenderen in het vervolgproces. De provincie levert hieraan ook zelf een bijdrage met het programma ‘Schone energie voor iedereen’ en vanuit het ruimtelijk beleid.
De provincie is partner in de RES en wil recht doen aan het regionale proces en de regionale keuzes die zijn gemaakt. Gedeputeerde Staten hebben veel waardering voor het werk dat in alle regio’s is verzet. De provincie heeft ook een bovenregionale ruimtelijke verantwoordelijkheid.
Voor deze besluitvorming hebben wij vanuit deze bovenregionale ruimtelijke verantwoordelijkheid en kaderstellende rol vanuit ruimtelijke ordening naar de RES’en gekeken.
In het Coalitieakkoord is opgenomen dat de provincie gemeenten wil ondersteunen bij het realiseren van hun individuele duurzaamheidsambities. Tegelijkertijd is Zuid-Holland een drukbevolkte provincie met weinig open ruimte. Daar moeten we zuinig op zijn. Naast wind- en zonne-energie kunnen verstedelijking en oprukkende bedrijvigheid ook druk zetten op het open landschap. Om die reden hebben nieuwe locaties voor windenergie in het Groene-Hart, Hoeksche Waard of Midden-Delfland niet de voorkeur, zoals ook is opgenomen in het Coalitieakkoord. Deze gebieden zijn daarom uitgezonderd bij het besluit over de RES1.0.
Indien blijkt dat de ambitie van de regio niet haalbaar is kan dit leiden tot een afweging over nieuwe zoekgebieden in het proces naar de RES2.0 of 3.0. De inzet van reservegebieden zoals benoemd in de RES Holland Rijnland en Midden-Holland of aandachtsgebieden zoals benoemd in de RES Alblasserwaard wordt op dat moment bij die beoordeling betrokken. Ook andere zoekgebieden kunnen hierbij een rol spelen.
De overige zoekgebieden voor windenergie kunnen verder worden uitgewerkt. In een volgende fase kan dan besluitvorming over locaties plaatsvinden. Die volgende fase start voor de provincie in ruimtelijke zin met de startnotitie herziening module energietransitie.
Bij het besluit over de individuele RES zijn, indien aan de orde, specifieke aandachtspunten meegegeven voor de uitwerking van zoekgebieden voor wind- en zonne-energie.
Mogelijkheden voor zonnevelden worden, in aanvulling op het staande beleid voor zon (dat gebaseerd is op de zonneladder), gezien in gebieden waar ook andere opgaven spelen op het gebied van bijvoorbeeld bodemdaling, waterkwaliteit, stikstof, biodiversiteit. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rondom energie kunnen hier als kans worden gezien om een gebied integraal op te waarderen en te versterken. Voor de nog uit te werken zoekgebieden voor zon op land is daarom als aandachtspunt voor het vervolg opgenomen hiermee aan de slag te gaan en te komen tot een gebiedsgerichte uitwerking waarbij de koppelkansen met andere opgaven in beeld worden gebracht en uitgewerkt.
Zolang deze integrale gebiedsgerichte uitwerking ontbreekt, beoordeelt de provincie ieder initiatief voor zonne-energie afzonderlijk in lijn met het provinciaal beleid dat gebaseerd is op de zonneladder.
4. Beschrijving per RES
Hieronder volgt een korte beschrijving van de RES (in cursief aangegeven) met de conclusie voor de besluitvorming.
RES Alblasserwaard
De Alblasserwaard heeft nu een elektriciteits- en warmtevraag van in totaal zo’n 8.523 TJ, grofweg gelijk verdeeld over de twee gemeenten (Gorinchem en Molenlanden). Alblasserwaard streeft naar een evenwichtige energiemix die past bij het eigen karakter van de regio. Het bod dat is gedaan, gaat over een combinatie van windenergie, zonne-energie, energiebesparing en duurzame warmte. De energieopgave wordt gekoppeld aan andere beleidsopgaves waaronder recreatie, biodiversiteit, mobiliteit en bedrijvigheid.
In het participatieproces zijn alle onderdelen van de RES op verschillende wijze teruggekomen. Het uitgangspunt daarbij is dat diverse onderdelen om een individuele aanpak vragen, waarbij verschillende vormen van participatieactiviteiten tevens zorg moeten dragen om zoveel mogelijk mensen te kunnen bereiken. De participanten zijn zowel RES- breed als over individuele onderwerpen uit de RES geïnformeerd. Rond de zoeklocaties voor windenergie zijn aparte bijeenkomsten georganiseerd.
In de RES worden nog geen keuzes gemaakt voor warmte. Wel is een analyse gemaakt van de toekomstige warmtevraag en potentiële bronnen om een eerste inschatting te kunnen maken. In deze RES wordt nog niet concreet aangegeven hoe groot de duurzame warmtebronnen zijn en waar deze zijn gelokaliseerd.
De ambitie is om in 2030 1.150 TJ duurzame elektriciteit op te wekken, inclusief de 126 TJ duurzame opwek van de huidige 3 windturbines langs de A15 en de twee reeds geplande windturbines bij Groote Haar. Met daarnaast een energiebesparing van 20%. Ongeveer de helft van het totale bod gaat over zonne-energie, met name zon op dak. Verwacht wordt dat 50% van de bedrijfsdaken (67 ha) geschikt is voor zonnepanelen en 1.000 m2 zonnepanelen op boerenschuren bij zo’n 250 boerenbedrijven (25 ha in totaal).
In de regio heeft een uitgebreid ruimtelijk proces plaatsgevonden met aandacht voor het landschap. Het middengebied met haar belangrijke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden wordt gevrijwaard van grootschalige opwek van energie. Er is een logische keuze gemaakt om voor zoekgebieden wind te kijken naar de zones rond grote wateren en infrastructuur en nabij industrieterreinen.
Er zijn twee concrete zoeklocaties voor wind aangegeven: Avelingen en A15-oost. De voorkeur voor beide locaties is mede gebaseerd op de uitkomsten van het participatieproces dat tot nu toe heeft plaatsgevonden. Uitvoering van de plannen in de RES leidt tot knelpunten in het netwerk, deze zijn oplosbaar voor 2030. De zoeklocatie Avelingen ligt gedeeltelijk op een bedrijventerrein en ook gedeeltelijk in het Natuur Netwerk Nederland.
De locatie Avelingen heeft regionaal draagvlak, past goed in het energienetwerk en ligt geconcentreerd langs infrastructuur. Tegelijkertijd ligt de zoeklocatie gedeeltelijk in het Natuurnetwerk Nederland. Om die reden is vervolgonderzoek noodzakelijk.
In de RES zijn aandachtsgebieden opgenomen voor de periode na 2030. De inzet van deze gebieden komt bij een latere besluitvorming aan de orde.
Voorgesteld wordt in te stemmen met de RES1.0 Alblasserwaard, waarbij wij vanuit onze kaderstellende rol op ruimte een aantal aandachtspunten meegeven voor de ruimtelijke uitwerking:
De zoeklocatie Avelingen ligt gedeeltelijk in het Natuurnetwerk Nederland. Dit vraagt om een gedegen onderzoek naar de effecten op en eventuele compensatie van natuur.
Bij de uitwerking van de zoeklocaties Avelingen en A15-oost een visuele, ruimtelijke verkenning uit te voeren gericht op de meest geschikte opstelling, waarbij de relatie met nabijgelegen windparken en het landschap van belang is. De A15-zone wordt bezien als één samenhangende structuur met aandacht voor de beleving van weggebruiker én de bewoners/gebruikers van de regio’s daaromheen (Rotterdam Den Haag, Drechtsteden, Fruitdelta Rivierenland en West-Brabant). Dit betekent niet dat overal hetzelfde beeld moet ontstaan, maar wel dat er in nauwe onderlinge afstemming, gewerkt wordt aan het ‘verhaal van de A15’.
RES Goeree-Overflakkee
De RES1.0 voor Goeree-Overflakkee is in grote lijnen in overeenstemming met de concept- RES. Er is gewerkt aan een verdere onderbouwing die is opgenomen in het analysedocument “Bouwen aan de RES 1.0 voor Goeree-Overflakkee”. In dit analysedocument zijn drie ontwikkelscenario’s opgenomen: Lokale initiatieven en maatwerk, Eilandelijke energielandschappen en Energie van de delta. Dankzij dit analysedocument zal de lijn van de RES1.0 goed doorgezet kunnen worden naar de toekomst.
In de afgelopen periode hebben verschillende participatieactiviteiten plaatsgevonden. In februari en maart 2021 nam Klimaatkrachtig Goeree-Overflakkee een enquête af onder inwoners. Alle huishoudens op het eiland werden per brief uitgenodigd. Er namen ruim 2.700 mensen deel aan deze enquête. Daarnaast hebben er verschillende sessies met de dagelijks besturen plaatsgevonden. Ook vond een sessie met stakeholders, ondernemers en met leden van de Koninklijke Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur plaats. Er is een participatieplan gemaakt, waarin deze activiteiten richting RES 2.0 worden vervolgd.
In de RES1.0 verschuift de focus van grootschalige wind- en zonneparken naar meer kleinschalige, slimme oplossingen met o.a. zon op daken en op parkeerterreinen. Het totale bod voor 2030 telt op tot 0,85 TWh. De in de analyse waargenomen potenties voor windenergie zijn niet opgenomen in de RES1.0. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft bij het energieakkoord een groot deel van de windopgave voor haar rekening genomen en is druk met de realisatie ervan. Er is toen afgesproken dat Goeree-Overflakkee bij de RES 1.0 geen aanvullende opgave zou krijgen. De gemeenteraad heeft aangegeven dat er in deze periode voor de RES1.0 geen ruimte is voor extra wind. De landbouwsector dringt aan om
juist in te zetten op meer windenergie, te beginnen met “boerenmolens” op het ‘erf van de toekomst’. Dit is als denkrichting meegenomen en bij de RES 2.0 zal worden verkend of er ruimte is om de duurzame opwekcapaciteit uit te breiden.
Omdat het eiland al een grote windopgave heeft is voor de netbalans zonne-energie hier vaak een goede toevoeging. Op het eiland is er grote aarzeling bij zon op landbouwgrond en wordt er conform de provinciale wensen ingezet op zon op dak.
In het scenario ‘eilandelijke energielandschappen’ gaat uitbreiding van zonnevelden op landbouwgronden naast bestaande zonnevelden wel onderzocht worden. Het onderzoek richt zich op clustering in enkele polders waar een landschappelijk raamwerk versterkt wordt en ook ruimte is voor andere opgaven. Dit liefst in combinatie met een windpark (cable-pooling).
De ontwikkeling van de aanpak van warmte vindt voornamelijk plaats binnen de Transitievisie Warmte, die eind 2021 gereed zal zijn. Het Analysedocument bij de RES bevat een eerste verkenning van bronnen en mogelijkheden.
Er is ook veel animo voor de innovaties, waaronder getijdenenergie en eiwitten en energie uit zeewier. Deze twee thema’s sluiten goed aan bij het scenario ‘lokale initiatieven en maatwerk’. Door in de komende periode actief in gesprek te gaan met inwoners en ondernemers op het eiland, kan er invulling gegeven worden aan dit scenario.
Voorgesteld wordt in te stemmen met de RES1.0 Goeree-Overflakkee. Er zijn geen voorbehouden of aandachtspunten bij het besluit vanuit onze kaderstellende rol op ruimte omdat er in de RES1.0 geen nieuwe zoekgebieden voor wind en zonne-energie zijn opgenomen. Daarover vindt nog onderzoek plaats.
RES Hoeksche Waard
Hoeksche Waard heeft haar inwoners, ‘Waardmakers’, ondernemers en maatschappelijke organisaties uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van het inhoudelijke deel van de RES1.0. In diverse bijeenkomsten is gezamenlijk gebouwd aan de RES1.0. Er is gebruik gemaakt van de ervaringen en het opgebouwde netwerk van het gemeentelijke omgevingsplan
Naast het RES-traject werkt de gemeente samen met participanten aan een transitievisie warmte en een breder uitvoeringsprogramma ‘Hoeksche Waard richting energieneutraal’. Besparing is onderdeel van het programmaplan Duurzaamheid.
In de Hoeksche Waard is geen nieuwe windenergie voorzien, anders dan al opgenomen in bestaand beleid. Dit betekent dat wordt uitgegaan van gerealiseerde, geplande en in procedure zijnde projecten voor zon- en windenergie. Aanvullend wordt voor 0,1 TWh duurzame opwek door middel van zonne-energie voorzien, met name op daken en op minder gevoelige locaties. Voorbeelden daarvan zijn: grote daken, parkeerplaatsen, uitgeefbaar terrein op bedrijventerrein, restruimte langs Rijkswegen en in de oksels van op- en afritten en restruimte langs provinciale wegen.
Op grote (agrarische) bedrijfsdaken en schooldaken is nog potentie voor grootschalige opwek van duurzame energie via zonnepanelen. De afstand van opwek tot gebruik is echter in veel situaties een belemmering die geen eenvoudige oplossing kent. Tevens is de netwerkcapaciteit van Stedin niet overal toereikend om alle daken te kunnen benutten voor grootschalige opwek van zonne-energie (op andere locaties dan de windparken). De gemeente is in gesprek met Stedin om te kijken hoe het netwerk passend kan worden gemaakt voor de toename in opgewekte energie en ook een toename in energievraag. Dit vraagt in elk geval forse investeringen richting 2030 en verder.
Wat betreft de transitievisie warmte heeft de gemeente de eerste onderzoeken uitgevoerd hoe in de toekomst de gebouwen aardgasvrij kunnen worden. Met name in de grotere dorpen lijken collectieve warmteoplossingen kansrijk. Er komt dan niet voor elke woning een andere oplossing, als het aardgas gaat verdwijnen. In andere dorpen en het buitengebied zijn deze gezamenlijke warmteoplossingen niet kansrijk. Dit betekent dat gebouwen op een andere individuele manier verwarmd moeten gaan worden. Dat kan met zonthermie, groen gas óf elektrisch, bijvoorbeeld met een warmtepomp.
Voorgesteld wordt in te stemmen met de RES1.0 Hoeksche Waard. Er zijn geen voorbehouden of aandachtspunten bij het besluit vanuit onze kaderstellende rol op ruimte omdat er in de RES1.0 geen nieuwe zoekgebieden voor wind en zonne-energie zijn
opgenomen. Daarover vindt nog onderzoek plaats in het kader van ‘Hoeksche Waard richting energieneutraal’.
RES Holland Rijnland
De RES Holland Rijnland is een product van 13 gemeenten, 2 waterschappen en de provincie. In de stuurgroep zijn ook de omgevingsdienst, de regio en netbeheerder Liander aangesloten. De RES Holland Rijnland vindt haar oorsprong in het Regionale Energieakkoord Holland Rijnland dat in september 2017 door dezelfde partners is afgesloten. Hieruit volgt de ambitie van 1,14TWh (destijds 4,1PJ) duurzame opwek per 2030. In de RES Holland Rijnland wordt, naast de onderdelen warmte en elektriciteit, ook aandacht besteed aan energiebesparing en duurzame mobiliteit.
In de regio Holland Rijnland is door de partners afgesproken dat de verantwoordelijkheid voor de inwonersparticipatie ligt bij de gemeenten. De regio is faciliterend aan deze processen door het opstellen van een regionaal participatieplan, beschikbaar budget voor elke gemeente en het samenstellen van een toolbox. Aanvullend heeft de regio een enquête uitgezet en een Programmaraad ingesteld waarin regionale stakeholders en vertegenwoordigende organisaties zitting hebben.
Doordat de gemeenten ieder hun eigen participatieproces hebben doorlopen, verschillen de opzet en uitkomsten van participatieproces.
Mede vanwege de discussie over warmtelinq+ is in deze regio al dieper ingegaan op het onderdeel warmte. Er is een gestructureerd overzicht gegeven van de regionale aspecten van de transitie naar een duurzame warmtevoorziening. De RES bevat een overzicht van de toekomstige warmtevraag in 2050 waarbij rekening is gehouden met het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. Deze is uitgesplitst naar doelgroepen en temperatuurniveau van de warmtevraag.
De regionale bronnen voor warmte zijn in beeld gebracht in de vorm van een minimaal en maximaal te verwachten beschikbaarheid en zijn net als de warmtevraag uitgesplitst naar temperatuurniveau zodat een onderlinge vergelijking op dit aspect mogelijk is. Ook wordt ingegaan op de in te zetten hoeveelheid warmte voor de piekvoorziening van warmte die niet geleverd kan worden uit de (grote) basislastbronnen en warmtenetten.
De mogelijke ontwikkeling van warmte-infrastructuur in de regio wordt behandeld en in een
‘houtskoolschets’ zichtbaar gemaakt. Er wordt inzicht gegeven in de systeemimpact die de verschillende opties voor warmte hebben op de (toenemende) vraag naar elektriciteit en er wordt een voorkeur uitgesproken voor oplossingen die deze impact zoveel mogelijk beperkt. De hoofdconclusie is dat alle in beeld gebrachte warmtebronnen nodig zullen zijn en dat als deze effectief tot ontwikkeling komen er voldoende warmte beschikbaar is om de vraag volledig te verduurzamen.
Afrondend wordt een analyse gepresenteerd van kansen en knelpunten met de agenda voor het vervolg richting RES2.0. Het opzetten van een regionale samenwerking om tot een optimale verdeling van bovenregionale warmtebronnen en om tot de aanleg van warmte- infrastructuur te komen vormt een belangrijk onderdeel van deze agenda.
In de RES is er ruim aandacht besteed aan energiebesparing. De doelen, strategie, instrumenten en verdeling van verantwoordelijkheid zijn uitgewerkt. Ook voor energiebesparing geldt dat de gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en realisatie van de ambitie. Het vervolg naar de RES2.0 is genoemd inclusief de link naar de Transitievisies Warmte.
Het streven naar 50% lokaal eigendom is door de partners in de RES benoemd. In de RES wordt een handreiking gedaan aan gemeenten hoe zij kunnen sturen op het realiseren van deze afspraak uit het Klimaatakkoord.
Zon op dak legt met 0,25 TWh de basis voor het bod. Daarbij is benoemd dat het maximaal benutten van (grote) daken een voorwaarde is om ook draagvlak voor grondgebonden zon- en windlocaties te verkrijgen. De aanpak voor de uitvoering moet nog verder worden uitgewerkt en aangepakt.
Voor het realiseren van de ambitie zet de regio naast zon op dak in op wind- en zonne- energie op land (voor 0,8TWh). Een evenwichtige verdeling van de opgave over de gemeenten en het accommoderen van het bod zijn belangrijke uitgangspunten geweest voor het opstellen van de kaart met zoekgebieden.
Het resultaat is dat op de kaart van de RES Holland Rijnland zoekgebieden en reserve- zoekgebieden zijn opgenomen. De zoekgebieden voor windenergie sluiten aan bij infrastructuur en zijn ruim in omvang. De zoekgebieden liggen aansluitend op de bestaande windlocaties, Heineken en Rijnwoude, langs de N11, bij de containerterminal Alpherium, en bedrijventerrein ITC/PCT. In aansluiting bij de aangrenzende RES-regio Noord-Holland Zuid is een zoekgebied bij Kaag & Braassem opgenomen. De overige gebieden liggen langs de A4, A44 en enkele provinciale wegen in de bollenstreek.
De reserve-zoekgebieden liggen langs (knooppunten van) provinciale wegen. Indien onverhoopt blijkt dat de ambitie van de regio niet haalbaar is met de aangewezen zoekgebieden kan dit tot een nieuwe afweging leiden in het proces naar de RES2.0 of 3.0 en komen de reservegebieden in beeld.
Voor zon kijkt men ook hoofdzakelijk naar gebieden rondom grootschalige infrastructuur, met uitzondering van de gebieden die door de Gemeente Nieuwkoop vanuit het participatieproces zijn ingebracht en gebieden rond de Kagerplassen en in de bollenstreek.
Het elektriciteitsnet in de regio Holland-Rijnland loopt al enige tijd tegen de randen van haar capaciteit aan. Aan het oplossen van dit knelpunt wordt gewerkt door de verantwoordelijk netbeheerder. Daarbij wordt het knelpunt in belangrijke mate veroorzaakt door de toenemende vraag naar elektriciteit in de regio. Na uitbreiding van het net om aan de vraag te voldoen (het netwerk wordt tot 2030 met de helft aan capaciteit uitgebreid) past de ambitie van grootschalige opwek op het net, mits efficiënt aangesloten door bijvoorbeeld zon en wind op één aansluiting te combineren en extreme opwekpieken af te vlakken. Door vraag en aanbod bij elkaar te brengen kan de netbelasting worden beperkt, maar de benodigde uitbreiding van het net blijft een belangrijke randvoorwaarde voor de realisatie van de ambitie.
Duurzame mobiliteit heeft nadrukkelijk een plek in de RES Holland Rijnland. De RES geeft aan deze ambitie kwantitatieve invulling door het formuleren van concrete doelstellingen voor CO2-emissies en energieverbruik. In de vervolgstap wordt hier met maatregelen en acties invulling aangegeven. Er is op dit punt een wisselwerking tussen de Regionale Strategie Mobiliteit (RSM) en de RES1.0.
-Voorgesteld wordt in te stemmen met de RES1.0 Holland Rijnland, waarbij vanuit onze kaderstellende rol op ruimte een voorbehoud wordt gemaakt bij het besluit: Voor zoekgebieden voor windenergie gelegen binnen het Groene Hart, waarbij er wel ruimte is om te onderzoeken of bestaande locaties – zoals vastgelegd in ons omgevingsbeleid –kunnen worden uitgebreid.
Aandachtspunten voor de ruimtelijke uitwerking bij het besluit zijn: De uitwerking van de zoekgebieden voor zon op land passen in provinciaal beleid (dat gebaseerd is op de zonneladder) en/of zijn onderdeel van een gebiedsgerichte uitwerking, waarbij opgaves rond de landbouw vanwege bodemdaling, waterkwaliteit, stikstof en biodiversiteit integraal aangepakt worden. Dit binnen de algemene uitgangspunten van ruimtelijke kwaliteit en in aansluiting bij het PARK-advies.
Bij een verkenning naar nieuwe locaties voor wind is de provinciale omgevingsvisie leidend; langs grootschalige infrastructuur en bij grootschalige bedrijvigheid. Nieuwe locaties voor wind worden bovenregionaal afgewogen.
RES Midden-Holland
De RES-regio Midden-Holland heeft na vaststelling van de concept-RES een participatietraject doorlopen met inwoners en ondernemers gericht op meedenken en meeweten. Via enquêtes, online kansentafels en een webinar zijn zij de afgelopen periode verschillende keren betrokken. Dit participatietraject richtte zich met name op de zoektocht naar geschikte plekken voor de opwek van duurzame elektriciteit. Participatie voor wat betreft warmte vindt plaats via lokale trajecten opgezet voor de Transitievisies Warmte.
In de RES1.0 is een uitgebreide beschrijving van het participatieproces en de resultaten daarvan opgenomen. Van de uitvoeringsstrategie wordt verwacht dat deze aandacht heeft voor het doorzetten van het participatieproces na vaststelling van de RES1.0 en daarbij de leer- en verbeterpunten van de RES1.0, waaronder het betrekken van verschillende groepen bewoners, meeneemt.
De RES geeft nog geen uitsluitsel over de contouren van een Regionale Structuur Warmte. De gemeentelijke Transitievisies Warmte zijn daarin sterk bepalend en die zijn nog niet vastgesteld. Dat de regio zelf per saldo een warmtetekort heeft, is al wel duidelijk. Import van (rest)warmte van buiten de regio is noodzakelijk om de aanvullende elektriciteitsvraag ten behoeve van warmte te kunnen beperken.
De regio heeft in de RES1.0 vier mogelijke scenario’s voor een regionale warmtestructuur ontwikkeld die onderling verschillen op basis van enerzijds de beschikbaarheid van warmte van buiten de regio en anderzijds de beschikbaarheid van lokale bronnen. In de uitvoeringsstrategie is beschreven welke stappen na de RES1.0 gezet gaan worden.
Het streven naar 50% lokaal eigendom krijgt in deze regio serieus invulling; alle gemeenten gaan een beleidskader lokaal eigendom opstellen en de regio gaat verkennen hoe burgers en lokale initiatieven kunnen worden ondersteund met kennis en kapitaal.
De regio heeft het besparingspotentieel per sector benoemd maar geen gezamenlijk besparingsdoel geformuleerd. Energiebesparing en het stimuleren daarvan is maatwerk per doelgroep. Daarom ziet de regio besparing vooral als een gemeentelijke aangelegenheid en die gaan dan ook hun eigen besparingsopgave kwantificeren. De monitoring van het doelbereik wordt regionaal ingericht.
De ambitie is om 0,435TWh aan duurzame elektriciteit op te wekken in 2030. Zon op (bedrijfs)dak draagt hier, samen met zon op parkeerterreinen en op de waterbassins in de glastuinbouw, substantieel (> 50%) aan bij. Bij de realisatie hiervan zijn veel partijen betrokken. Een concrete strategie is nog niet uitgewerkt.
Voor de realisatie van de rest van de ambitie zet de regio ook in op zonne-energie. Er zijn zoekgebieden voor zon op genomen langs de A12, A20, N11, N210 en zoekgebieden voor zon en kleine windturbines op boerenerven in de Krimpenerwaard. Daarnaast is een zoekgebied ‘zon in transitiegebied’ opgenomen in de gemeente Zuidplas en zijn zoekgebieden ‘zon op agrarische gronden’ opgenomen in de gemeenten Krimpenerwaard en Bodegraven-Reeuwijk.
Voor windenergie zijn uitsluitend reserve zoekgebieden opgenomen langs een deel van de N11 en A12. Indien blijkt dat de ambitie van de regio niet haalbaar is kan dit tot een nieuwe afweging leiden in het proces naar de RES2.0 of 3.0.
In aanloop naar de keuze voor de zoekgebieden heeft er een goed en breed onderzoek plaats gevonden naar de landschappelijke identiteit van het gebied en de mogelijkheden om nieuwe zoeklocaties voor zon en wind in dit landschap toe te voegen. Ook participatie en netwerk zijn onderdeel van de verkenning geweest. –
Voorgesteld wordt in te stemmen met de RES1.0 Midden-Holland, waarbij wij vanuit onze kaderstellende rol op ruimte een aandachtspunt meegeven voor de ruimtelijke uitwerking:
De uitwerking van de zoekgebieden voor zon op land passen in provinciaal beleid (dat gebaseerd is op de zonneladder) en/of zijn onderdeel zijn van een gebiedsgerichte uitwerking, waarbij opgaves rond de landbouw vanwege bodemdaling, waterkwaliteit, stikstof en biodiversiteit integraal aangepakt worden. Dit binnen de algemene uitgangspunten van ruimtelijke kwaliteit en in aansluiting bij het PARK-advies.
RES Rotterdam Den Haag
Ondanks een complex proces met 23 gemeenten, 4 waterschappen en de provincie en 400+ wensen en bedenkingen van genoemde partijen op de concept-RES, ligt er een ambitieuze doch realistische regionale energiestrategie. Na vaststelling van de RES1.0 breekt de uitvoeringsfase aan en de RES-organisatie is al bezig met de voorbereidingen voor het opstellen van een actieprogramma voor deze uitvoeringsfase.
Er heeft een goed en breed onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheden van zon en windenergie op diverse schalen en met diverse methodes en de aandacht voor de draagkracht van het landschap. De regio zet in op 2,8-3,2 TWh duurzame opwek als bijdrage aan -de nationale opgave. Dit is een ambitieuze doch realistische doelstelling. De uitgangspunten voor de zoeklocaties voor hernieuwbare opwek in de regio zijn:
- Inzetten op zon op (40% van de geschikte) daken en parkeerplaatsen (stedelijk gebied).
- Inzetten op zon op (40% van de) waterbassins in de glastuinbouw.
- Aanvullende hernieuwbare opwek op basis van de draagkracht van het landschap;
- Geen hernieuwbare opwek in natuur.
Voor aanvullende hernieuwbare opwek wordt met name gekeken naar zoekgebieden langs grote infrastructurele lijnen (snelwegen) en op waterbekkens voor zon. Voor wind wordt gekozen voor zones rond grote wateren en infrastructuur, zeker daar waar dit gekoppeld is aan industrieterreinen. Deze keuzes ondersteunen het behoud van de ruimtelijke kwaliteit in de regio en sluiten aan bij de provinciale omgevingsvisie. Een aantal zoekgebieden ligt aan de randen van het Groene-Hart en Midden-Delfland.
In de regio wordt zowel procesparticipatie als lokaal eigendom door de gemeenten uitgevoerd en regionaal gefaciliteerd. Ten opzichte van de concept-RES is er, mede door de wens van Provinciale Staten, in de RES1.0 meer aandacht besteed aan participatie. In de RES1.0 is verder geen inzicht gegeven hoe participatie in de verschillende gemeenten heeft vorm gekregen.
Energiebesparing is in de RES1.0 Rotterdam Den Haag een belangrijk uitgangspunt, maar primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De in de RES beschreven uitgangspunten en de verwachte besparing van 20% of meer in de gebouwde omgeving en 30% of meer in de glastuinbouw zijn helder en het ambitieniveau is goed.
In de RES1.0 wordt een richtinggevend toekomstbeeld geschetst dat zich richt op optimale inzet en verdeling van (boven)gemeentelijke warmtebronnen. Het algehele uitgangspunt van de RES1.0 is haalbaarheid en betaalbaarheid. Specifiek voor de warmtetransitie is het uitgangspunt dat het tegen de laagste maatschappelijk kosten gerealiseerd dient te worden.
Voorgesteld wordt in te stemmen met de RES1.0 Rotterdam Den Haag, waarbij wij vanuit onze kaderstellende rol op ruimte een voorbehoud maken bij het besluit:
Voor windlocaties in het Midden-Delfland.
Aandachtspunten voor de ruimtelijke uitwerking bij het besluit zijn:
De uitwerking van de zoekgebieden voor zon op land passen in provinciaal beleid (dat gebaseerd is op de zonneladder) en/of zijn onderdeel van een gebiedsgerichte uitwerking, waarbij opgaves rond de landbouw vanwege bodemdaling, waterkwaliteit, stikstof en biodiversiteit integraal aangepakt worden. Dit binnen de algemene uitgangspunten van ruimtelijke kwaliteit en in aansluiting bij het PARK-advies.
Bij een verkenning naar nieuwe locaties voor wind is de provinciale omgevingsvisie leidend; langs grootschalige infrastructuur, langs grootschalige scheidslijnen tussen land en water (delta-eilanden) en bij grootschalige bedrijvigheid. Nieuwe locaties voor wind worden bovenregionaal afgewogen.
Maatschappelijke opgave
Met het Klimaatakkoord geeft Nederland aan hoe een bijdrage wordt geleverd aan de afspraken die in 2015 zijn gemaakt in Parijs om wereldwijd de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graden Celsius. De regionale energiestrategieën geven invulling aan de afspraken in het Klimaatakkoord.
Juridische aspecten
De RES is een strategische verkenning. Daarin staat hoe invulling gegeven kan worden aan de opgave uit het Klimaatakkoord met betrekking tot zon- en windenergie (inclusief infrastructuur en schakelstations) en bovengemeentelijk aanbod warmte in relatie tot vraag naar warmte (o.a. uit de gebouwde omgeving). De verkenning richt zich op 2030 met een doorkijkje naar 2050. De afspraken in het Klimaatakkoord vormen daarvoor de basis.
De RES is niet juridisch bindend voor derden. De RES is een politiek-bestuurlijk document en wordt vervolgens verankerd in het omgevingsbeleid. Daarna worden de keuzes onderdeel van de omgevingsvisie, het omgevingsprogramma en de omgevingsverordeningen. Gemeenten doen dat in hun bestemmings- of omgevingsplannen. Omgevingsvergunningen zijn aan de orde voor het realiseren van specifieke projecten. Zo wordt stapsgewijs de juridische status verankerd bij operationalisering van het RES via de instrumenten van de Wro/Omgevingswet.
Formele bevoegdheid van Provinciale Staten
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat Provinciale Staten, net als de gemeenteraden en de algemene besturen van de waterschappen de RES1.0 vaststellen.
Vervolgens hebben Provinciale Staten een rol bij het vaststellen van de doorwerking van de uitkomsten van de RES’en in het provinciale omgevingsbeleid.
Proces
Voor de RES-aanpak is gekozen vanuit het besef dat deze opgave alleen gerealiseerd kan worden door middel van samenwerking, regionaal maatwerk en een samenhangende besluitvorming door overheden, netbeheerders, maatschappelijke organisaties en private partijen. Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd om een goede samenwerking tussen alle regionale partijen te organiseren en te faciliteren, door het Nationaal Programma RES, de provincie en de regio’s. Dit gebeurt onder andere door gezamenlijke kennisontwikkeling, delen van kennis en ervaringen en intervisie.
Participatie
In het proces naar de RES1.0 zijn regionale stakeholders, maatschappelijke organisaties en inwoners betrokken. Er is in alle regio’s serieus gewerkt aan participatie, waarmee een begin is gemaakt met het betrekken van bewoners. De uitdaging voor het vervolgproces is om verschillende groepen bewoners te betrekken. Statenleden zijn in alle regio’s in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan (online) informatiebijeenkomsten en werkateliers.
Procedure
Eerdere besluitvorming
Provinciale Staten hebben op 13 november 2019 ingestemd met het Klimaatakkoord. In het Klimaatakkoord zijn de afspraken over het opstellen van regionale energiestrategieën vastgelegd. Gedeputeerde Staten hebben op 2 juni 2020 op basis van deze aandachtspunten de Tussenstand van de concept-regionale energiestrategieën in Zuid-Holland vastgesteld en naar Provinciale Staten gestuurd met het verzoek om hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken voor het proces naar de RES1.0. Op 23 september 2020 hebben Provinciale Staten Wensen en bedenkingen vastgesteld voor het vervolgproces van de concept-RES.
Vervolgproces
De RES1.0 is niet het eindpunt maar een stap in de energietransitie. Na de RES1.0 volgt nog de aanpassing van het omgevingsbeleid, als eerste met de module energietransitie. Tevens wordt een tweejaarlijkse herziening van de RES voorbereid. De opgaven uit het Klimaatakkoord blijven in beeld en zullen ook verdere invulling krijgen in de RES2.0 etc.
De opgaven in de volgende RES’en zullen naar verwachting worden verhoogd om de doelstelling energieneutraal in beeld te houden. Daarbij zullen veel processen en activiteiten geëlektrificeerd worden (bijvoorbeeld mobiliteit en industriële processen) waardoor de vraag groter wordt. Hierdoor zal een blijvend gesprek over nieuwe zoeklocaties ontstaan. De regio’s starten met het maken van een uitvoeringsprogramma RES.
Rol van externe partijen
In het proces om te komen tot regionale energiestrategieën werkt de provincie als partner samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties. De betrokkenheid van externe partijen is georganiseerd in stuurgroepen, programmaraden, ateliers en andere bijeenkomsten.
Ook in het Nationaal Programma RES zijn maatschappelijke organisaties betrokken bij het ondersteunen van het RES-proces.
Overige bestuurlijke afspraken
De provincie Zuid-Holland is medeondertekenaar van het Energieakkoord Holland Rijnland en Drechtsteden.
Ontwerpbesluit
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 20 april 2021, met het besluitnummer PZH- 2021-773380651;
Gelet op Artikel 105 en 243, tweede lid, van de Provinciewet;
Besluiten:
- Vast te stellen de RES1.0 Alblasserwaard met de volgende aandachtspunten voor de uitwerking van zoekgebieden:
- De zoeklocatie Avelingen ligt gedeeltelijk in het Natuurnetwerk Nederland. Dit vraagt om een gedegen onderzoek naar de effecten op en eventuele compensatie van natuur.
- Bij de uitwerking van de zoeklocaties Avelingen en A15-oost een visuele, ruimtelijke verkenning uit te voeren gericht op de meest geschikte opstelling, waarbij de relatie met nabijgelegen windparken en het landschap van belang is.
- De A15-zone wordt bezien als één samenhangende structuur met aandacht voor de beleving van weggebruiker én de bewoners/gebruikers van de regio’s daaromheen (Rotterdam Den Haag, Drechtsteden, Fruitdelta Rivierenland en West-Brabant).
- Vast te stellen de RES1.0 Goeree-Overflakkee.
- Vast te stellen de RES1.0 Hoeksche Waard.
- Vast te stellen de RES1.0 Holland Rijnland met uitzondering van:
- Zoekgebieden voor windenergie gelegen binnen het Groene Hart, waarbij er wel ruimte is om te onderzoeken of bestaande locaties – zoals vastgelegd in ons omgevingsbeleid –kunnen worden uitgebreid.
En met de volgende aandachtspunten voor de uitwerking van zoekgebieden: - De uitwerking van de zoekgebieden voor zon op land passen in provinciaal beleid (dat gebaseerd is op de zonneladder) en/of zijn onderdeel van een gebiedsgerichte uitwerking, waarbij opgaves rond de landbouw vanwege bodemdaling, waterkwaliteit, stikstof en biodiversiteit integraal aangepakt worden. Dit binnen de algemene uitgangspunten van ruimtelijke kwaliteit en in aansluiting bij het PARK-advies.
- Bij een verkenning naar nieuwe locaties voor wind is de provinciale omgevingsvisie leidend; langs grootschalige infrastructuur en bij grootschalige bedrijvigheid. Nieuwe locaties voor wind worden bovenregionaal afgewogen.
- Zoekgebieden voor windenergie gelegen binnen het Groene Hart, waarbij er wel ruimte is om te onderzoeken of bestaande locaties – zoals vastgelegd in ons omgevingsbeleid –kunnen worden uitgebreid.
- Vast te stellen de RES1.0 Midden-Holland met de volgende aandachtspunten voor de uitwerking van zoekgebieden:
- De uitwerking van de zoekgebieden voor zon op land passen in provinciaal beleid (dat is gebaseerd op de zonneladder) en/of zijn onderdeel van een gebiedsgerichte uitwerking, waarbij opgaves rond de landbouw vanwege bodemdaling, waterkwaliteit, stikstof en biodiversiteit integraal aangepakt worden. Dit binnen de algemene uitgangspunten van ruimtelijke kwaliteit en in aansluiting bij het PARK-advies.
- Vast te stellen de RES1.0 Rotterdam Den Haag met uitzondering van:
- Nieuwe windlocaties in het Midden-Delfland.
En de volgende aandachtspunten voor de uitwerking van zoekgebieden: - De uitwerking van de zoekgebieden voor zon op land passen in provinciaal beleid (dat is gebaseerd op de zonneladder) en/of zijn onderdeel van een gebiedsgerichte uitwerking, waarbij opgaves rond de landbouw vanwege bodemdaling, waterkwaliteit, stikstof en biodiversiteit integraal aangepakt worden. Dit binnen de algemene uitgangspunten van ruimtelijke kwaliteit en in aansluiting bij het PARK-advies.
- Bij een verkenning naar nieuwe locaties voor wind is de provinciale omgevingsvisie leidend; langs grootschalige infrastructuur, langs grootschalige scheidslijnen tussen land en water (delta-eilanden) en bij grootschalige bedrijvigheid. Nieuwe locaties voor wind worden bovenregionaal afgewogen.
- Nieuwe windlocaties in het Midden-Delfland.
- De RES1.0 als bouwsteen voor de aanpassing van het omgevingsbeleid te gebruiken, de vervolgstap voor Provinciale Staten is het bespreken van de startnotitie van de module energietransitie.
Den Haag, 16 juni 2021
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
griffier, voorzitter,
drs. E.W.K. Meurs, drs. J. Smit
Den Haag, 20 april 2021
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris, voorzitter,
drs. H.M.M. Koek, drs. J. Smit
Download het voorstel als pdf
(niet volledig toegankelijk)
212 kb