Hier in Holland Rijnland – Thema cofinanciering
Voorwoord
Eind 2019 besloot het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland het cofinancieringsfonds te verlengen. Bij de voorafgaande evaluatie van het cofinancieringsfonds kwamen wij tot de conclusie dat het fonds, in 2016 in het leven geroepen, effectief is en onze verwachtingen waarmaakt.
Met het cofinancieringsfonds ondersteunen wij kansrijke innovaties die belangrijk zijn voor onze regio. De projecten die hiervoor in aanmerking komen, passen binnen de doelstellingen van de regionale agenda van Holland Rijnland. Met andere woorden, projecten waaraan het fonds financieel bijdraagt, komen de regio ten goede. Of het nu gaat om werkgelegenheid, economisch vestigingsklimaat of kansen voor jongeren; de ondersteunde projecten geven hieraan een impuls.
Met de nadruk op impuls. Want het overgrote deel van de benodigde financiën zijn afkomstig van externe partijen. Het fonds is een soort vliegwiel dat andere investeerders moet aantrekken. Daarbij werken we samen met partners vanuit de triple helix. Overheden, bedrijfsleven en onderwijs slaan hierbij de handen ineen. Want juist de samenwerking van deze drie partijen blijkt een succesformule om innovaties tot stand te brengen.
Mede door de inzet van cofinanciering zagen we de afgelopen jaren mooie, inspirerende initiatieven verrijzen. Met de verlenging van het fonds hoop ik dat er de komende periode net zulke fraaie projecten tot bloei komen.
Henri Lenferink
Cofinancieringsfonds
Het algemeen bestuur van Holland Rijnland stemde in december 2019 in met de verlenging van het coinancieringsfonds. Dit in 2016 opgerichte fonds heeft als doel om kansrijke innovaties, die meerwaarde hebben voor de regio, bij de start een impuls te geven. Voorwaarde is dat externe partijen het grootste deel van de benodigde investering inancieren. Hierbij werken verschillende partijen uit de overheid, het onderwijs en het bedrijfsleven (de Triple Helix) nauw samen. Het fonds wordt over vier jaar opnieuw geëvalueerd.
Innovatie ideeën ontstaan regelmatig op onverwachte momenten. Maar om innovaties van de grond te krijgen, zijn vaak wel op korte termijn inanciële middelen nodig. Dat geldt zowel voor ontwikkelingen in het bedrijfsleven als in het onderwijs of de wetenschap. Lokale overheden dragen innovatieve ontwikkelingen een warm hart toe. Met het coinancieringsfonds is het mogelijk om sneller een bijdrage toe te kennen, in tegenstelling tot normale procedures die meer tijd vergen. Overigens is naast inanciële ondersteuning, commitment vanuit Holland Rijnland net zo waardevol. Die steunbetuiging zorgt er voor dat andere partijen ook gaan participeren. Het feit dat een regionale overheid zich achter een initiatief schaart, geeft externe partijen meer vertrouwen in een project.
Om ervoor te zorgen dat kansrijke initiatieven niet verloren gaan, lanceerde Holland Rijnland het coinancieringsfonds. Uit dit fonds kunnen initiatieven die van regionaal belang zijn, in aanmerking komen voor een inanciële impuls. Jaarlijks vullen gemeenten het Fonds met € 268.500,-.
De kansrijke initiatieven verkent Holland Rijnland samen met verschillende partners zoals gemeenten, onderwijs, bedrijfsleven, provincie Zuid-Holland, het Rijk of het Innovation Quarter. Indien nodig, ondersteunt Holland Rijnland initiatiefnemers bij het concretiseren van hun plan en bij het vinden van andere inanciers. De ondersteunde projecten hebben een regionale uitstraling en dragen bij aan verschillende speerpunten uit de Regionale Agenda van Holland Rijnland.
Criteria Cofinancieringsfonds
In aanmerking?
Het cofinancieringsfonds werkt als een katalysator voor projecten. Initiatieven die in beginsel moeite hebben om voldoende financiering bijeen te krijgen, kunnen met de inbreng van dit fonds een vliegende start maken. Om aanspraak te maken op het cofinancieringsfonds, gelden enkele criteria. Aan de hand van deze criteria besluit het bestuur van Holland Rijnland om wel of geen financiële ondersteuning te verlenen. Welke dat zijn, leest u hieronder.
- Passend bij Holland Rijnland: Draagt het initiatief bij aan het realiseren van de ambities uit de Regionale Agenda en is het van belang voor de regio?
- Vernieuwend en actueel: Sluit het initiatief aan bij de actualiteit en is het innovatief van aard?
- Lokaal overstijgend: Is het voor meerdere gemeenten binnen Holland Rijnland relevant?
- Strategie: Is er een projectplan, plan van aanpak of business case?
- Externe investeerders: Zijn er naast Holland Rijnland of inliggende gemeenten ook andere investeerders?
- Bedrag: Is de bijdrage niet groter dan 100.000 euro (incl. BTW)?
- Draagvlak: Is er ambtelijk en bestuurlijk draagvlak voor deze aanvraag?
Steun voor mooiste natuurgebied van Nederland
Georgette Leltz, programmamanager Nationaal Park Hollandse Duinen
Een nieuw nationaal park, waar wegen doorheen lopen en waarin steden liggen als Den Haag en Leiden. Hollandse Duinen is met recht een Nationaal Park nieuwe stijl. Zo’n brede benadering van een natuurgebied is volgens Georgette Leltz, programmamanager van Hollandse Duinen, een logische keuze.
‘Wil je de kwaliteit van een natuurgebied behouden, dan kun je niet anders dan de nabije omgeving er bij betrekken. De zones om de duingebieden van Hollandse Duinen hebben verschillende gebruiksvormen, zoals: wonen, landbouw, strandrecreatie, et cetera. Dit gebruik beïnvloedt het natuurgebied. Alleen door de natuurlijke kwaliteit van de hele omgeving te versterken, behoud je de kwaliteit van de kern van het natuurgebied.’
In 2016 verkoos het Nederlandse publiek Hollandse Duinen, het kustgebied tussen Hoek van Holland en Hillegom, tot één van de mooiste natuurgebieden van Nederland. Het park is ongeveer 450 km² groot, 47 km lang en 8,5 km breed. Drinkwaterbedrijf Dunea, de grootste natuurbeheerder in deze kuststrook, nam het initiatief tot de oprichting van het park en werkt nu samen met tientallen partners.
‘Dit doen we aan de hand van drie thema’s: verankeren, verbinden en versterken’, vervolgt Leltz. ‘Hollandse Duinen verankeren we in de hoofden en harten van bewoners, bezoekers en ondernemers. Maar ook in beleid en bestuur. De verbinding bestaat uit het aan elkaar koppelen van de natuurgebieden onderling maar ook het verbinden van de vele elementen binnen het gebied: stad, land, water, kust, historie, cultuur en natuurlijk de mensen die zich in het gebied begeven. In Hollandse Duinen versterken we vooral de natuur buiten de duinen, de landschappelijke waarden en de biodiversiteit. Nieuwe belevingsroutes, cultureel erfgoed en een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat dragen bij aan de versterking van het gehele gebied.’
Volgens Leltz was Holland Rijnland één van de eerste partijen die de ontwikkeling van het Nationaal Park ondersteunden. ‘En dat was belangrijk, want daardoor gingen andere overheden ook overstag. Veel gemeenten volgden het voorbeeld. En daarmee konden we onze zichtbaarheid vergroten. En dat leidde uiteindelijk tot de titel: mooiste natuurgebied van Nederland.’
Impact van Levend Lab vergroot
Martina Vijver, professor ecotoxicologie Universiteit Leiden
De Amerikaanse rivierkreeft is bezig met een sterke opmars in Nederland. Het is een inheemse soort die wordt verdacht van het aanrichten van grote schade aan het ecologisch systeem in sloten en plassen. Maar is dat echt zo, en hoe groot is die schade? In de buitenfaciliteit Levend Lab onderzoeken Leidse wetenschappers welke negatieve invloeden het oppervlaktewater bedreigen, in een natuurlijke omgeving. Zo wordt ook de impact van de Amerikaanse rivierkreeft nauwlettend bestudeerd.
Martina Vijver is professor aan de Universiteit van Leiden. Zij bestudeert de invloed van menselijk handelen op de biodiversiteit. ‘Vaak bestuderen wetenschappers stressoren als een geïsoleerde entiteit, en liefst in een klinisch laboratorium’, vertelt zij. ‘Maar in de echte wereld heb je te maken met allerlei natuurlijke invloeden, zoals temperatuur, vochtigheid of allerlei dieren. Bij het Levend Lab beschikken we over 36 slootjes in de buitenlucht waarin allerlei experimenten plaatsvinden. De rivierkreeft is daar slecht één van. Het effect van pesticiden in slootwater is een ander onderzoek dat afgelopen jaar volop in de publiciteit stond.’
De relevantie van de onderzoeken van Levend Lab wordt breed onderkend. Dit jaar schaarden onder meer het LUMC en Naturalis zich achter de activiteiten van het Levend Lab. Vreemd is dat niet, want de vitaliteit van sloten maakt onlosmakelijk onderdeel uit van een complete ecologische cirkel. ‘Ga maar na’, vervolgt Vijver, ‘een sloot staat in contact met grondwater en heeft dus ook invloed op de kwaliteit van het bodemmilieu. Ook vliegen er allemaal muggenlarven uit de sloot zodra ze verpopt zijn, of leven er juist bodembeestjes in de slootkant die af en toe een duik nemen in het water. En dat beïnvloedt weer de biodiversiteit op het veld en daarmee de gewassen op het naastgelegen akker. Een vitale landbouw, die we in de regio propageren, valt en staat bij een gezonde sloot. Dit geldt dus ook voor Greenports als de Duin- en Bollenstreek en Boskoop.’
Vier jaar geleden startte Vijver met behulp van een crowdfunding-actie het Levend Lab. ‘Daarmee konden we het complex aanleggen. Maar we hadden geen geld voor het beheer. Dat was het moment dat Holland Rijnland bijsprong. Naast financiële ondersteuning, ging daarmee ook een breed netwerk voor ons open. We kwamen bijvoorbeeld in contact met de Rabobank en het hoogheemraadschap. Maar ook met MBO- en HBO-opleidingen, waardoor hier nu van verschillende onderwijsinstellingen stagiaires rondlopen. En die verzorgen bijvoorbeeld ook rondleidingen voor basisschoolleerlingen. Zo is de impact van het Levend Lab vergroot. Dat hadden we niet zo snel bereikt zonder Holland Rijnland.
Werken aan reële problemen van bedrijven
Ben Schippers, directeur en oprichter Stichting Technolab
Verhoudingsgewijs kiezen weinig jongeren voor techniekonderwijs, terwijl er in toenemende mate juist behoefte is aan technisch onderlegd personeel. Gestart vanuit een passie voor onderwijs, techniek en wetenschap startte Ben Schippers zo’n tien jaar geleden Technolab. Hier komen kinderen al vroeg in aanraking met natuur en techniek. ‘En bij voorkeur al in het basisonderwijs’, benadrukt Schippers.
Technolab Leiden is een leerwerkbedrijf met passie voor onderwijs, techniek, wetenschap en talentontwikkeling. ‘We werken zowel in als voor het onderwijs’, vervolgt Schippers. ‘Niet alleen geven we hier uitdagende workshops aan leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs; ook voor stagiaires uit het MBO, HBO en WO bieden we een werkervaringsplek. Jaarlijks krijgen we hier tienduizenden leerlingen op bezoek, die doen hier verschillende proeven en voeren experimenten uit. Dagelijks lopen hier meerdere stagiaires rond van verschillende opleidingen, uiteenlopend van technische tot aan pedagogische richtingen. Zij begeleiden de bezoekende klassen uit de regio. Daarnaast werken studenten van MBO tot aan WO aan oplossingen voor echte, tastbare problemen, aangeleverd door het bedrijfsleven’
Volgens Schippers droeg cofinanciering vanuit Holland Rijnland in belangrijke mate bij aan het inspirerender maken van het techniekonderwijs voor kinderen en jongeren. ‘Zo werkten zij bijvoorbeeld aan zelfsturende auto’s, de Botsende Bots. Je merkt dat leerlingen daardoor echt enthousiaster worden over techniek. Een mooi voorbeeld is een meisje dat eigenlijk kapster wilde worden en maar toch hier even kwam kijken. Zij bleek techniek veel leuker te vinden en is nu interieurbouwer bij een scheepswerf.’
Cofinanciering heeft ook geholpen het techniekonderwijs op het VMBO en het MBO te versterken. Schippers: ‘We trachtten bedrijven echte opdrachten te laten verstrekken aan MBO- en HBO-studenten. De bijdrage vanuit Holland Rijnland stimuleerde bedrijven om aan te sluiten en geld en eigen medewerkers beschikbaar te stellen. Inmiddels werken multidisciplinaire teams uit het MBO, HBO en WO samen om reële problemen op te lossen, voor bedrijven als Janssen Farmacie, Dupont, Airbus en hoogheemraadschap van Rijnland. Naast technische kennis komen hier sociale vaardigheden en teamwork bij kijken. En dat is, zoals één van de deelnemers onlangs zei, erg gaaf om aan mee te werken.’
Soepele overstap van studie naar ruimtevaartsector
Frank Molster, manager publiek-private samenwerking en docent natuurkunde
Studenten van de Leidse Instrumentmakerschool (LiS) ontwikkelden afgelopen jaar een prototype ruimtevaartautootje, de zogenaamde nanorover. Het wagentje is ontworpen om de extreme omstandigheden op de maan te kunnen weerstaan, met super afgeschermde lagers en onafhankelijke wielophanging. Het ontwerp bleek een succes. Niet alleen wonnen de studenten er de MBO-techniekprijs van het Nederlands Lucht- en ruimtevaart Fonds (NLF) mee; het ontwerp van het wagentje wordt inmiddels ingezet door grote bedrijven die werken voor ESA. Volgens Frank Molster van de LiS is dit het resultaat van een goede publiek-private samenwerking.
Molster is naast docent natuurkunde manager publiek-private samenwerking. Die samenwerking is volgens hem essentieel om de aansluiting van het onderwijs naar het bedrijfsleven te verbeteren. Onder de naam Instrumentation for Space werken vele partners, waaronder Airbus en ESTEC, samen voor de ruimtevaartindustrie. ‘We werken aan concrete problemen waarvoor deze partners oplossingen nodig hebben’, legt Molster uit. ‘Dat levert interessante projecten op voor onze vierdejaars studenten, zoals de nanorover of een opstelling waarin we gelijktijdig twaalf zonnesensoren kunnen testen. Beide projecten wonnen afgelopen jaren de MBO-techniekprijs bij het NLF. De bedrijven waarmee we in contact staan, leveren niet alleen stageplekken en interessante projecten voor onze studenten, maar ook mensen uit het veld die colleges geven. Bij deze zeer interessante colleges schuiven soms ook collega’s of medewerkers van ruimtevaart-gerelateerde bedrijven aan. Omgekeerd stellen wij ons machinepark weer ter beschikking voor de industrie. Op deze manieren vergroten we onze betrokkenheid met en de bekendheid in de ruimtevaartwereld en daarvan profiteren bedrijven én studenten. Want via het Instrumentation for Space-programma zorgen we ervoor dat onze studenten gedegen kennis opdoen van wat werken in de ruimtevaartsector inhoudt, wat daarvoor nodig is en welke kansen er voor hen liggen. Dit alles zorgt voor een soepele overgang van studie naar werk.’
De bijdrage uit het cofinancieringsfonds voor Instrumentation for Space is volgens Molster, zowel van financiële als van symbolische betekenis. ‘De bijdrage vanuit Holland Rijnland is een statement dat de politiek deze opleiding ondersteunt en als kansrijk typeert. En een breed draagvlak trekt andere partners over de streep. En zo dragen we bij aan een stevige, toekomstbestendige spacecampus.’
‘Ondersteuning om in contact te komen met laaggeletterden’
Eline de Visser, projectleider Taalhuis Bollenstreek
In de Duin- en Bollenstreek wonen zo’n tienduizend mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en rekenen. Het Taalhuis Bollenstreek organiseert binnen vijf gemeenten diverse activiteiten om deze doelgroep taalvaardiger te maken. Volgens projectleider Eline de Visser streeft het Taalhuis ernaar om tien procent van hen te begeleiden naar een taaltraject. ‘Het kan mensen zelfredzaam maken en trekt hen uit hun isolement.’
Laaggeletterdheid aanpakken lijkt eenvoudig. Iedere volwassene kan immers een cursus volgen om de taalvaardigheid op te vijzelen. Toch is dat voor menigeen een grote stap, vooral voor mensen die hier geboren en getogen zijn. Schaamte speelt dan een belangrijke rol. Want waarom ontbreek het je aan deze basiskennis terwijl je hier onderwijs hebt gevolgd? ‘Het is lastig om deze mensen in beeld te krijgen’, vertelt De Visser. ‘We steken daarom veel tijd in de cursus Herkennen en doorverwijzen. Hierbij leren we eerstelijns toe-leiders, zoals huisartsen, apothekers of medewerkers van de sociale dienst, hoe ze laaggeletterdheid kunnen signaleren binnen hun eigen werkgebied en hoe zij kunnen verwijzen naar een taaltraject.’
Het Taalhuis leidt ook vrijwilligers op tot taalcoach, zodat zij mensen met taalproblemen kunnen trainen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in het Taalcafé, één van de activiteiten die het Taalhuis Bollenstreek organiseert. ‘Dit is een wekelijkse bijeenkomst waar mensen naartoe kunnen’, vervolgt De Visser. ‘In een aparte ruimte in de bibliotheek werken zij aan hun taalvaardigheid. Het zijn gezellige bijeenkomsten waar lotgenoten elkaar treffen, zowel mensen voor wie Nederlands de moedertaal is als nieuwkomers. Door de trainingen vergroten zij hun kansen op de arbeidsmarkt. Maar het helpt ook integratie en inburgering te bespoedigen.’
Ook al werkt het Taalhuis veelal met vrijwilligers; financiering is niet eenvoudig. ‘Voor onze projecten krijgen wij Vanuit het rijk geld via de Wet Educatie Beroepsgelden. De Bibliotheek Bollenstreek draagt daar eveneens aan bij. ‘Cofinanciering helpt ons wanneer deze gelden niet toereikend zijn. Zo hebben we met ondersteuning vanuit Holland Rijnland een wervingscampagne kunnen opzetten. Met een busje gingen we op pad om op markten in gesprek te komen met laaggeletterden of mensen uit hun omgeving. Ook startten we in samenwerking met scholen en kinderdagverblijven projecten om laagtaalvaardige ouders te bereiken. Enkele jaren terug startten we het Taalhuis met 39 vrijwilligers. Inmiddels hebben we 270 mensen kunnen opleiden tot taalcoach. Met bedrijven werken we samen om laaggeletterden te begeleiden naar werk. Zo hebben we via de Mare Groep nu 40 NT1’ers aan het werk. Een mooie prestatie.’
Multiplier Cofinanciering
Via het cofinancieringsfonds geeft Holland Rijnland innovaties die meerwaarde hebben voor de regio een financiële impuls.
Deze bijdrage fungeert als een vliegwiel om veel hogere externe investeringen aan te trekken, ook wel het multiplier-effect genoemd. Het overgrote deel van de benodigde investering, komt voor rekening van andere partijen. Hoe dat de afgelopen jaren in de praktijk uitpakte, ziet u hieronder.
Categorie | Projecten | Investering Holland Rijnland | Investering extern |
---|---|---|---|
Space | 5G-netwerk; instrumentation for space | € 200.000 | € 1.846.528 |
Maatschappij & Onderwijd | Taalhuizen; Technolab; Grenzeloos actief; Proeftuin om de Hoek | € 215.000 | € 3.963.000 |
Landschap | Nationaal park Holland Duinen | € 24.200 | € 570.000 |
Greenport | Labs to meer; EU Plantcropp; Levend Lab | € 1567.670 | € 443.990 |
Mobiliteit | Back on track; Waterstofbus | € 175.000 | 1.532.736 |
- Totale investering: € 13.127.124
- Holland Rijnland: 770.670
- Extern: 12.356.254
Start regionale autodeelcampagne Mijn auto, Jouw auto
Een voucher met klinkende kortingen op het gebruik van deelauto’s. Op 27 januari ontving Ianthe Dickhoff, inwoner uit Lisse, de voucher van Leo Maat, wethouder duurzaamheid van Alphen aan den Rijn. De overhandiging voor het Alphense stadhuis vormde het startschot voor de regionale campagne Mijn auto, Jouw auto.
Bij autodelen maken meerdere personen om de beurt gebruik van een auto. Wanneer de auto niet nodig, is kan deze door iemand anders worden bestuurd. Er zijn meerdere vormen van autodelen die aansluiten op de verschillende behoeftes die mensen hebben voor het gebruik van een auto. De campagne Mijn auto, Jouw auto is een initiatief van de gemeenten in de regio Holland Rijnland.
Met de campagne brengen zij autodelen onder de aandacht bij inwoners en ondernemers. Het past binnen het streven om Duurzame Mobiliteit te stimuleren en CO2-uitstoot te verminderen. Onderdeel van de campagne is een kennismakingsactie, waarmee inwoners met korting kunnen instappen in een deelauto van één van de deelnemende aanbieders. Dit zijn Greenwheels, MyWheels, GoAbout en Buurauto.
Programmaraad RES gestart
Woensdag 18 december vond de aftrap plaats van de Programmaraad voor de Regionale Energie Strategie (RES) van Holland Rijnland. Deze raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van onder meer het bedrijfsleven, LTO, Greenports, onderwijs, energiecoöperaties, woningcorporaties en netbeheerders.
De Programmaraad ondersteunt en adviseert de stuurgroep bij de vormgeving van de RES voor Holland Rijnland.
Regionale initiatieven Maatschappelijke Zorg
Uit de grote opkomst op de avond, bleek dat de doordecentralisatie van de Maatschappelijke Zorg de gemoederen bezighoudt.
En dat is niet vreemd, want er staan grote veranderdingen op stapel. Gemeenten in Holland Rijnland bereiden zich voor op nieuwe taken die vanuit de huidige centrumgemeente op hen gaan af komen. De gedachte achter de decentralisatie is dat de wijze waarop de zorg is georganiseerd dichter bij huis en kleinschaliger wordt. Zo kunnen kwetsbare inwoners – mensen met een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen – zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen omgeving blijven wonen.
Zes initiatieven uit de regio uit de regio presenteerden zich deze avond. Dit waren:
- Alphen 24, een samenwerking tussen Prodeba en De Binnenvest voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang
- Lumen Holland Rijnland, over wat ervaringsdeskundigen en een Respijthuis kunnen betekenen voor gemeenten en voor cliënten
- Een nieuwe locatie voor opvang of beschermd wonen, wat vraagt dat van betrokken partijen – met bijzondere aandacht voor de buurt
- Samenwerking wijkteams GGZ Rivierduinen en het gemeentelijk sociaal domein
- Gewoon Thuis, een vorm van beschermd wonen thuis in de Rijnstreek
- Time out, een multidisciplinaire samenwerking rond kwetsbare inwoners in de Duin- en
Theaterwerkplaats Smit illustreerde de dagelijkse werkelijkheid van mensen die gebruik maken van maatschappelijke zorg, met de voorstelling ‘Ik hoor wat jij niet hoort’, over hoe het is om te leven met stemmen in je hoofd. Het liet zien hoe moeilijk het is om hiermee te functioneren in het dagelijks leven, met stemmen van personen die er niet zijn. Maar het liet ook zien hoe de omgeving vaak vol onbegrip reageert.
Regionale Agenda 2019-2023
Door samen te werken versterken we de regio. Vanuit dat perspectief benoemen we opgaven waarmee we de komende jaren aan de slag gaan volgens een vernieuwde werkwijze. In onze nieuwe Regionale Agenda staan de concrete producten en diensten die de organisatie Holland Rijnland in opdracht van de samenwerkende gemeenten wil leveren in de periode 2019-2023.
Cliëntervaringsonderzoek jeugd 2019 afgerond
Met het cliëntervaringsonderzoek wordt gemeten hoe cliënten de toegankelijkheid, de kwaliteit en het effect van de jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering ervaren. De resultaten hiervan worden verzonden aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Tussen mei en september 2019 hebben de gemeenten in Holland Rijnland een onderzoek uitgevoerd onder kinderen, jongeren en hun ouders. Net als voorgaande jaren is gekozen voor narratief onderzoek, waarbij de ervaring van de cliënt centraal staat en resultaten achteraf worden geduid door stakeholders.
Het cliëntervaringsonderzoek leverde dit jaar 480 reacties op: 404 van ouders en 76 van jongeren. In vergelijking met 2018 (300 respondenten) is de respons dit jaar hoog en het is bijzonder dat er voor het eerst een groot aantal (74) jongeren heeft gereageerd. Jongeren beoordelen de jeugdhulp positief (72%). Ouders zijn ook overwegend positief (58%). Het overall oordeel over de jeugdhulp is vergelijkbaar met voorgaande jaren.
De resultaten ervan zijn weergegeven in vier beknopte factsheets | 2,83 mb | en een Instagram story (zie hieronder).
Van de Instagram story is ook een tekstversie beschikbaar. | 104 kb |
VSV Meet & Greet
Voortijdig Schoolverlaters (VSV’ers), zijn jongeren die zonder diploma of startkwaliicatie hun studie staken. Het is een heel diverse groep die voor het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL), onderdeel van Holland Rijnland, vaak uitdagend is om in beweging te krijgen. Om te horen wat er bij heen leeft, maar ook om hen onderling – als lotgenoten – met elkaar in contact te brengen, organiseerde het RBL een Meet & Greet.
‘Over hoe de avond zou verlopen, hadden we geen idee’, vertelt Senne Janssen, hoofd van het RBL. ‘Het was de eerste keer, een experiment. Maar al snel kwamen de gesprekken los. De aanwezige jongeren waren open en eerlijk. Goed om te horen, was dat onze inzet over het algemeen wordt gewaardeerd. Zo vertelde een meisje dat wij precies op het goede moment bij haar aan de deur stonden en dat het haar motiveerde om een nieuwe start te maken bij het REA-college. Haar verhaal inspireerde een andere VSV’er om te kijken of deze opleiding iets voor hem zou zijn.’
Volgens Janssen was het een geslaagde avond. ‘De jongeren lieten in een korte tijd veel van zich zien. Doel was met name om erkenning van elkaar te krijgen, elkaar te inspireren en te verbinden. En dat is zeker gelukt. We zullen de bijeenkomst evalueren en bekijken hoe we hier een vervolg aan kunnen geven. Als het aan de jongeren ligt, komt er zeker nog een vervolg. Want toen wij ’s avonds laat vertrokken, bleven zij nog lang met elkaar in gesprek.’
123