Unieke positie in de Randstad
Het is steeds moeilijker om ruimte te vinden voor meerdere ruimteclaims, vooral rondom grote steden in het zuidelijke deel van de Randstad. Voor oplossingen voor het ruimtegebrek wordt vooral gekeken naar de strook tussen Dordrecht en Amsterdam, de zogenaamde “Oude lijn”. Dit is verdedigbaar, want de steden in dit gebied zijn qua infrastructuur goed met elkaar verbonden. Bovendien kan het landschap van het Groene Hart opengehouden worden wanneer ruimtelijke ontwikkelingen zich vooral in de Oude lijn concentreren.
Deze ontwikkeling gaat echter voorbij aan mogelijkheden die er zijn om de Rijn- en Veenstreek (en het Groene Hart) op een verantwoorde manier slim te ontsluiten en benutten. Dit laatste is nodig als we ook op de middellange termijn ruimte willen hebben voor economische ontwikkeling, werkgelegenheid en (betaalbaar) wonen in de Randstad. Dat betekent niet dat de natuurlijke en recreatieve waarde van de Rijn- en Veenstreek binnen het Groene Hart verloren gaat. Het Groene Hart draagt op deze manier juist bij aan het realiseren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat van de hele provincie Zuid-Holland.
Als rode draad door deze strategische agenda staat de kracht van het open landschap. Naast de grote steden in de Randstad heeft het Groene Hart een uniek landschap van hoge kwaliteit. Dit landschap willen we versterken. Daarmee wordt de betekenis voor de Randstad vergroot en kunnen ruimtelijke ontwikkelingen ook hier een plek krijgen. Om het landschap open te kunnen houden, concentreren we stedelijke ontwikkelingen rondom op te waarderen knooppunten. Dit zijn plekken waar verschillende (OV-)vervoersvormen goed op elkaar aansluiten. Door verdere verdichting ontstaan hier dynamische gebieden. Zowel de dorpen als het open landschap krijgen hiermee een goede aansluiting op de “daily urban systems” van de Randstad. Het voordeel hiervan is dat openbaar vervoer in dit gebied een realistisch alternatief wordt voor de auto.
Verstedelijking biedt tegelijkertijd ook onverwachte kansen om het landschap te versterken. Zo kan woningbouw een motor zijn voor landschapsontwikkeling. Harde stad- en dorpsranden veranderen in aantrekkelijke leefplekken, waar ook het vergroten van biodiversiteit en klimaatadaptatie een plek krijgen. Verder grijpen we de vele kansen aan die er zijn om de natuurlijke en recreatieve waarde van het Groene Hart te versterken.
Tot slot zijn er een aantal uitdagingen, zoals bodemdaling en stikstofreductie, die we het hoofd moeten bieden.
Strategische agenda van de Rijn- en Veenstreek in het kort
Thema 1: Groen, landschap, natuur en recreatie:
Een puur, oudhollands landschap met uitgestrekte polders en veenplassen, gecombineerd met een stad en veel kleine karakteristieke dorpen. De omgeving biedt rust en ontspanning en nodigt uit tot actief bewegen in de natuur.
Inzet:
- Agrarische innovatie;
- Ontwikkelen van natuur en verbreden van natuurdoelen in en om stad en dorpen;
- Open en klimaatadaptief landschap;
- Versterken en vergroten biodiversiteit;
- Aanhaken bij het Deltaplan Biodiversiteit;
- Toegankelijkheid en bereikbaarheid van natuur vergroten en gebruik stimuleren door meer en betere toegangspoorten;
- Toeristen langer vasthouden door ruimte te bieden aan voorzieningen voor meerdaags-verblijf.
Thema 2: Bodemdaling en stikstofuitstoot
Hervorming van het landbouwgebruik, zodat het toekomstbestendig wordt, bodemdaling tegen wordt gegaan, stikstof vermindert en boeren een bestaan hebben.
Inzet:
- Tegengaan van bodemdaling;
- Reductie van stikstof aanpakken, in combinatie met natuurherstel;
- Ontwikkelen van kennis, ook als “exportproduct”;
- Samen met agrariërs en provincie inzetten op agrarische innovatie van landbouw/ veeteelt, in combinatie met nieuwe verdienmodellen.
Thema 3: Wonen en verstedelijking
Doorontwikkeling van Alphen aan den Rijn tot volwaardig knooppunt waar verschillende (OV-)vervoersvormen goed op elkaar aansluiten en door verdere verdichting een dynamisch gebied ontstaat. Bovendien wordt de regio zo beter aangesloten op de Randstad. We realiseren woningen binnen de kernen én aan de stads- en dorpsranden. Deze passen we zorgvuldig in met landschapsplannen.
Inzet:
- Voorzien in de woningbehoefte, met bijzondere aandacht voor lage en middeninkomens, en bijzondere doelgroepen;
- Doorontwikkelen van Alphen aan den Rijn als volwaardig knooppunt;
- Gelijktijdig ontwikkelen van locaties binnen bestaand stads- en dorpsgebied én langs de randen van dorpen en de stad, in combinatie met landschapsontwikkeling;
- Zwaartepunt ligt hierbij bij goed ontsloten kernen;
- Landschapsplannen voor ontwikkelen met Groene Hart-kwaliteit; benutten landschappelijk raamwerk bij ontwikkeling groen (natuur, landbouw), blauw (water) en rood (verstedelijking);
- Een goede verbinding tussen landschap en stad als voorwaarde voor gebiedsontwikkeling: OV, fiets, weg, transferia voor voor- en natransport;
- Behouden van spaarzaam groen in de kernen (leefkwaliteit, klimaatadaptatie);
- Leefbaarheid van de dorpskernen behouden en waar mogelijk versterken.
Thema 4: Economie en bedrijvigheid
(Schuif)ruimte voor groei van lokale en regionale MKB en nieuwe (innovatieve) bedrijvigheid. De economie in de Rijn- en Veenstreek is in 2050 circulair. Zo wordt de economie op een duurzame, groene en innovatieve manier versterkt.
Inzet:
- Verder verbinden van ons bedrijfsleven met kennisinfrastructuur in de Randstad;
- Gezonde economische omgeving op het gebied van arbeidsmarkt;
- Ruimte bieden voor groei en innovatie van het (lokale) en regionale brede MKB, door uitbreiding van het bedrijventerreinenareaal in Rijn- en Veenstreek. Schuifruimte i.v.m. verstedelijkingsopgave blijft geborgd;
- Intensiveren en verduurzamen van de bedrijventerreinen waar mogelijk, met ruimte voor combineren van wonen en werken;
- Ondersteunen innovatief vermogen en transitie bedrijfsleven naar circulaire businessmodellen, netwerkvorming circulaire economie en ondernemers Groene Hart;
- Inzetten op duurzame logistieke concepten in o.a. Steekterpoortgebied (waterstof, duurzame stadsdistributie, Alpherium, koppeling met Heineken);
- Agri-Hotspot in Rijn- en Veenstreek bieden, waar landbouw, (glas)tuinbouw en boomkwekerijen samenkomen en innoveren.
Thema 5: Mobiliteit
Versterken van de daily urban systems van de Randstad door:
- Doorontwikkeling tot volwaardig intercitystation Alphen aan den Rijn, inclusief frequentieverdubbeling Utrecht-Leiden;
- Realisatie van HOV-verbinding Rotterdam – Schiphol via Zoetermeer;
- HOV-verbinding vanaf station Alphen aan den Rijn – Uithoorn voor aansluiting op sneltram Uithoorn via Nieuwkoop;
- Meer verkeer afwikkelen via de N-wegen om o.a. dorpskernen te ontlasten: opwaarderen van de N11 en verbeteren van doorstroming op de N207 en N231;
- Verbeteren OV in landelijk gebied: ook tussen dorpen onderling en het gebruik van hubs om gebruik van OV te stimuleren;
- Snelle en comfortabele fietsroutes/fietspaden voor E-bikes.
Thema 6: Energie
Inzet op energiebesparing, verbetering van het netwerk en grootschalige opwek door:
- Inzet op energiebesparing en Zon op Daken;
- Opwek langs infrastructuur met evenredige verhouding tussen zon en windenergie: met name opwek langs hoofdinfrastructuur, zoals de N11, of één of enkele clusters in Holland Rijnland;
- Aansluiten op warmtenet Rotterdam: aftakking naar Rijn- en Veenstreek;
- Diverse pilots verduurzaming: aquathermie, restwarmte, Groene Cirkel: schone, klimaatneutrale containerpendel tussen Heineken-brouwerij Zoeterwoude en Alpherium;
- Onderzoek naar realisatie van lokale netwerken (LEC, Local Energy Community genoemd), die zonnepanelen, windturbines, energieopslag en alle afnemers onderling verbinden.
De kracht van de Rijn- en Veenstreek
Wonen, werken, winkelen en recreëren op korte afstand van elkaar. Het is allemaal mogelijk in de Randstad. Dit gebied heeft onder andere op (internationale) bedrijven dan ook een onverminderde aantrekkingskracht. Steeds meer mensen kiezen ervoor om te wonen en te werken in de stedelijke regio’s, dichtbij voorzieningen en werkgelegenheid. Dit leidt tot een grote vraag naar woningen, werkgelegenheid en goede bereikbaarheid. Maar ook naar ruimte om te recreëren en ontspannen, en energie op te wekken.
In die bruisende Randstad vormt de Rijn- en Veenstreek een aantrekkelijk gebied. Te midden van de grote metropolen wordt onze streek gekenmerkt door een open landschap met veel groen en water. Het is de poort tussen het noorden en zuiden van de Randstad, en tussen het midden van het land en de Leidse regio. Het maakt bovendien deel uit van het Groene Hart, dat grote economische en recreatieve potentie heeft. Veel werknemers, maar ook binnen- en buitenlandse bezoekers vinden hier hun plek. Andersom hebben de steden om ons heen ook hun specifieke aantrekkingskracht. Denk aan kennisinstellingen, dienstverlening en cultureel vermaak. Stad en land hebben zo een sterke onderlinge samenhang en vullen elkaar aan.
De Rijn- en Veenstreek trekt steeds meer – vooral jonge – gezinnen aan, die vanuit de metropolen naar de rustige, groene en gezonde omgeving trekken. Zowel de stad Alphen aan den Rijn als de vele dorpen in de streek zijn in trek. Tegelijkertijd willen ook onze eigen inwoners graag in ‘hun’ stad of dorp blijven wonen. Naast de uitdaging om voor voldoende woningen te creëren voor een groeiende vraag, vragen andere opgaven onze aandacht. Toekomstbestendig maken van landbouw, het klimaatbestendig inrichten van het Groene Hart, biodiversiteit vergroten, duurzame energie opwekken, circulaire bedrijvigheid en mobiliteitsvoorzieningen hebben ook ruimte nodig. Deze ruimtelijke uitdagingen kunnen niet alleen in en rond de metropolen ingepast worden. De druk op de ruimte in het Groene Hart en de Rijn- en Veenstreek neemt hierdoor toe. De hoofdvraag is hoe we onze wens om natuur en kwaliteit van het open landschap te versterken, kunnen combineren met de ruimtelijke uitdagingen. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging hoe we onze ruimte gaan indelen. Wij zien hier kansen, waarmee we een aanbod kunnen doen aan de Randstad.
Open landschap met een volwaardig knooppunt
In ons aanbod staat het versterken van het unieke groene landschap tussen de steden centraal. Onze strategie is tweeledig. Ten eerste versterken we het Groene Hart door middel van “landschapsplannen”. Daarmee combineren we kansen op het gebied van wonen en werken met (nieuwe) natuur en water. Ten tweede ontwikkelen we de stad Alphen aan den Rijn door als volwaardig knooppunt. Hier sluiten verschillende (OV-) vervoersvormen goed op elkaar aan, en door verdere verdichting ontstaat hier een dynamisch gebied. Door stedelijke ontwikkeling juist in en om dit knooppunt en dorpen met goede voorzieningen te concentreren, kan het landschap open blijven.
Door op een zorgvuldige manier onze ruimte in te delen, kunnen we het open landschap van het Groene Hart versterken. In de ontwikkeling van ons landschap – een product van een rijke cultuurhistorische geschiedenis – creëren we op deze manier een nieuw hoofdstuk.
Uitwerking per thema
Thema 1 Landbouw, landschap, natuur en recreatie
De uitdagingen van het gebied
Door de toenemende verstedelijking wordt een kwalitatief hoogstaand landschap zoals in de Rijn- en Veenstreek steeds belangrijker. Een belangrijke vestigingsfactor voor (hoogopgeleide) medewerkers is de aanwezigheid van natuur en landschappen dichtbij huis. Daarbij heeft een groene omgeving een positief effect op onze gezondheid en houdt het de omgeving leefbaar en klimaatrobuust.
Kwaliteit landschap staat onder druk
Tegelijkertijd zijn er de nodige uitdagingen. Zuid-Holland is een van de meest verstedelijkte regio’s van Nederland en juist hier staat de kwaliteit van het landschap onder druk. Het landschap is vaak moeilijk toegankelijk en versnipperd. Ook de natuur staat onder druk. De biodiversiteit neemt steeds verder af, de bodem daalt en verzilting neemt toe. Zowel het open landschap als de steden en dorpen moeten klimaatbestendiger worden.
Belangrijke rol agrariërs
Het grootste deel van de regio wordt voor landbouw gebruikt. Economische prikkels leiden in bij agrarische bedrijven tot schaalvergroting en intensivering. Dit verhoudt zich niet zonder meer met het behoud van het karakteristieke landschap, of met het Deltaplan Herstel Biodiversiteit. Daarnaast wordt het grootste deel van de voedselproductie niet lokaal afgezet, maar verlaat het de regio.
Wat bieden wij
De Rijn- en Veenstreek is ook in de toekomst een puur oudhollands landschap met uitgestrekte polders en veenplassen, afgewisseld met de stad en veel kleine karakteristieke dorpen. De omgeving biedt rust en ontspanning en nodigt uit tot actief bewegen in de natuur. Zo kent het gebied een uitgebreid wandel-, fiets- en vaarnetwerk. Hier recreëren zowel inwoners uit de eigen streek als uit omliggende steden.
Om de natuur en biodiversiteit in de Rijn- en Veenstreek te versterken, bouwen we natuurinclusief. Bij bouwprojecten is er aandacht voor klimaatadaptatie door het opvangen en vasthouden van regenwater, en behoud van voldoende groen. Verder komt er ruimte voor (inheemse) bomen en planten en natuurlijke verbindingszones.
De beschikbaarheid van woningen in een groene en gezonde omgeving verbetert het vestigingsklimaat voor werknemers in de grote steden.
We ondersteunen de landbouwsector bij de hervorming naar duurzame, vernieuwende bedrijfsmodellen en verkorting van de keten. In het bijzonder hebben we aandacht voor circulaire landbouw. We sluiten hiervoor aan bij het initiatief ‘Feeding & Greening the Megacities’ van de Economic Board Zuid-Holland. Dit initiatief gaat ervan uit dat West-Europa zoveel mogelijk voedsel waar in dit gebied vraag naar is, zelf produceert.
De recreatieve sector is een economische motor in ontwikkeling. We willen de huidige recreatiemogelijkheden behouden, maar ook investeren in nieuwe voorzieningen. Met de ontwikkeling van toegangspoorten van wandel-, fiets- en vaarrecreatie vergroten we de toegankelijkheid van de Rijn- en Veenstreek. Het speerpunt is recreatie met beleving op en rond het water.
Zowel dagjesmensen als meerdaagse bezoekers moeten zich welkom voelen in de Rijn- en Veenstreek. Kaag en Braassem en Nieuwkoop zetten in op (kleinschalige) voorzieningen die passen bij de natuurwaarden. In Alphen aan den Rijn is ruimte voor grotere voorzieningen. Betere bereikbaarheid van het hele gebied is een voorwaarde voor de groei van recreatie en toerisme in de Rijn- en Veenstreek. Wanneer meer toeristen de Rijn- en Veenstreek weten te vinden, zorgt dit voor spreiding van toerisme over de provincie. (Grote) steden, de kust en de duin- en bollenstreek worden zo ontlast.
Thema 2 Bodemdaling en stikstofuitstoot
Dalende bodem en stikstofuitstoot
De Rijn- en Veenstreek is – net als ongeveer driekwart van de provincie Zuid-Holland – gevoelig voor bodemdaling. Dat geldt voor zowel de landelijke ‘veenweide’-gebieden als de bebouwde ‘slappe bodem’-gebieden. De gevolgen van bodemdaling zijn groot voor landbouw, natuur, gebouwen en infrastructuur. Daarom staat het onderwerp hoog op de maatschappelijke en politieke agenda. Zowel het Nationaal Klimaatakkoord als het Nationaal Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie besteden aandacht aan bodemdaling.
Onderbemaling en een lappendeken aan peilgebieden zorgen voor extra bodemdaling.
Naast bodemdaling is stikstofuitstoot een opgave. (Intensieve) veehouderij zorgt voor een aanzienlijk deel van de stikstofuitstoot waar het Natura 2000-gebied de Nieuwkoopse Plassen extra gevoelig voor is.
Wat bieden wij
Met provincie, waterschappen, gemeenten en grondeigenaren gaan we aan de slag om landbouwgebruik toekomstbestendig te maken. Zo willen we bodemdaling tegengaan, stikstof verminderen en ervoor zorgen dat de boeren op de lange termijn een bestaan hebben. Uitgangspunt hierbij is dat agrarische activiteiten moeten plaatsvinden die passen bij de omgeving: gebruik volgt het waterpeil, en niet andersom.
In de Regiodeal Bodemdaling Groene Hart werken wij aan kennisontwikkeling, toekomstbestendig bouwen en wonen in veengebied en landbouwinnovatie. Met behulp van pilots worden mogelijkheden onderzocht om bodemdaling tegen te gaan. Ook worden alternatieve vormen van landbouw onderzocht. Zo kunnen ook nieuwe verdienmodellen ontstaan. De uitkomsten van de pilots zijn bruikbaar voor andere gebieden in Zuid-Holland en (ver) daarbuiten.
De Rijn- Veenstreek biedt daarbij ook een aanpak voor het verminderen van stikstof en voor natuurherstel. Zo is de provincie Zuid-Holland samen met Nieuwkoop gestart met een gebiedsgerichte benadering voor het Nieuwkoopse Plassengebied (Natura 2000). Hierbij wordt inzichtelijk gemaakt wat nodig is voor natuurherstel en stikstofreductie (2030-2040) in samenhang met bodemdalingsproblematiek.
Thema 3 Wonen en verstedelijking
Tot 2050 moeten in Nederland minimaal 1,4 miljoen extra woningen worden gebouwd. Grote steden als Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag zullen hun aantal huishoudens met meer dan 20% zien toenemen. Dat betekent dat het grootste deel van de woningopgave voor de komende decennia binnen de Randstad ligt. Het tekort aan woningen is in de hele regio groot. Voor de Rijn- en Veenstreek geldt dat de stad en dorpen groeien. Dit wordt – naast de behoefte voor onze eigen inwoners – veroorzaakt doordat jonge gezinnen naar onze rustige, groene en gezonde omgeving trekken. Een gebrekkige doorstroming, het langer zelfstandig blijven wonen van senioren en de opvang van bijzondere groepen stuwt het huidige woningtekort steeds verder op.
Tekort aan woningbouwlocaties leidt tot verdringing
Binnen het bestaande stads- en dorpsgebied is er onvoldoende ruimte om het aantal woningen te bouwen waar vraag naar is. Inspanningen om bedrijventerreinen en kantorenlocaties om te vormen naar woningen en verdere verdichting binnen de bebouwde omgeving dragen enigszins bij, maar het is niet genoeg. Al in 2026 is de vraag naar woningen in de Rijn- en Veenstreek groter dan ruimte die we hebben om genoeg woningen te bouwen. Willen we economie, werkgelegenheid en een gezond en leefbaar woonklimaat behouden, dan kunnen we binnen het gebouwde gebied niet nog meer woningen realiseren.
Het woningtekort samen met onvoldoende doorstroom leidt tot verdringing van, met name, de lage en middeninkomens op de woningmarkt. Het heeft tot gevolg dat het voor onze inwoners moeilijker wordt in ‘hun’ dorp of stad te kunnen blijven wonen. Terwijl het juist voor de vitaliteit van de dorpen en wijken belangrijk is om eigen inwoners – zowel jong als oud – ‘vast te houden’. Nieuwe mogelijkheden voor woningbouw helpen de dorpskernen leefbaar te houden. Ruimte voor een divers woningaanbod is bovendien belangrijk om werknemers aan onze regio te binden.
Schiphol
Onze relatie met Schiphol is tweezijdig. Enerzijds zorgt (de toename van) vliegverkeer voor geluidsoverlast en negatieve gezondheidseffecten in de Rijn- en Veenstreek. Dit komt de leefbaarheid niet ten goede. Anderzijds werken 1.500 inwoners van onze streek op Schiphol, en levert het daarnaast veel indirecte werkgelegenheid op. De Rijn- en Veenstreek zet zich samen met een aantal andere gemeenten in voor hogere aanvliegroutes boven het Groene Hart, minder nachtvluchten en onderzoek naar de mogelijkheden van start- en landingsbanen op zee.
Wat bieden wij
We versterken ons vestigingsklimaat. De Rijn- en Veenstreek is dé plek waar je midden in de Randstad duurzaam, groen en betaalbaar kunt wonen, met een korte reistijd via goede (OV-)verbindingen naar passend werk. We hebben aanbod aan woningen voor elk type woningzoekende, en voor elk budget. Woningbouw loopt zoveel mogelijk gelijk met groei van werkgelegenheid. Dit betekent dat we onderzoeken hoe onze economie er nu en in de toekomst uitziet, en welke type werkgelegenheid daarbij hoort. We spelen in op de daaraan gerelateerde woningbehoefte. Hiermee beperken we reisbewegingen zoveel mogelijk.
Om van Alphen aan den Rijn een volwaardig knooppunt te maken, verdichten we woningbouw vooral in de omgeving van het station. Daarnaast realiseren we woningbouw binnen de dorpskernen, en tegelijkertijd aan de randen van stad en dorpen. Dit laatste is nodig om voldoende woningen te realiseren, het spaarzame groen in de stad en dorpen te behouden en de leefbaarheid van de dorpen te versterken. Woningbouw ontwikkelen we met name in de buurt van ontsluitingswegen of -punten. Bij woningbouw in de dorpen ligt het zwaartepunt op dorpen die goed ontsloten zijn, met goede voorzieningen.
Juist door aan de randen van stad en dorpen te bouwen, zien wij kansen om de natuur te versterken. Voor stads- en dorpsranden die in aanmerking komen voor woningbouw, maken we een landschapsplan. We passen woningen voor alle doelgroepen op deze manier in het landschap in. Deze plekken behouden de Groene Hart-kwaliteit door te zorgen voor evenwicht tussen groen (natuur en landbouw), blauw (water) en rood (verstedelijking). Woningbouw staat het landschap niet in de weg, maar is juist onderdeel van de verduurzaming van landbouw, een klimaatbestendige inrichting en versterkte biodiversiteit.
In het ontwerp houden we rekening met gezondheid: door ruimte te geven aan voorzieningen die uitnodigen tot beweging, ontmoeting en gemeenschapsvorming. Dit betekent dat we kiezen voor een passende woningdichtheid.
Thema 4 Economie en bedrijvigheid
De Rijn- en Veenstreek wordt gekenmerkt door een sterk en breed MKB. Traditionele sectoren, zoals bouw, productie en (groot)handel inclusief transport, hebben een groot aandeel in het ruimtegebruik. Deze bedrijven spelen een belangrijke rol bij grote transities zoals klimaatadaptatie, energietransitie, circulaire economie en landbouw-/voedseltransitie.
De brede bedrijvigheid maakt de regio minder kwetsbaar in tijden van economische neergang.
Aandacht voor kennis nodig
In de Rijn- en Veenstreek is een tekort aan goed opgeleid personeel – van mbo tot aan de universiteit – in sectoren, zoals de metaalbedrijven, (installatie)techniek, zorg en smart technology. In de Greenport zijn mensen nodig met een ‘groene’ achtergrond of opleiding, en medewerkers die voor productie- of veredelingsfuncties in aanmerking komen. Ook voor grootschalige woningbouw, energietransitie en hervorming van de landbouw zijn veel (technische) werknemers nodig. De Rijn- en Veenstreek is van oudsher sterk in deze drie sectoren. In samenwerking met onderwijsinstellingen en ondernemers kunnen wij een rol spelen in aanbod van specialistische werknemers. Kennis is cruciaal om als regio innovatief te blijven.
Circulariteit nog grote opgave
De wens om een circulaire economie te worden lijkt vanzelfsprekend. In de praktijk blijken ondernemers die dit pad op willen echter tegen diverse hindernissen aan te lopen. Op plekken waar veel economische bedrijvigheid is, kan het elektriciteitsnet overbelast raken. Dat is een economisch risico. Lokale energienetwerken en de opslag en lokale opwek van duurzame energie, worden de komende jaren van groot belang, evenals de inzet van smart technology.
Wat bieden wij
De Rijn- en Veenstreek ligt centraal in de Randstad, nabij de A4 en de vierbaans-N11. Mede dankzij containerterminal Alpherium is het een uitstekende uitgangspositie voor ondernemers. Voor bedrijvigheid met een uiteenlopend profiel zijn gunstige locaties beschikbaar. Wij bieden (schuif)ruimte aan groei van het lokale en regionale MKB en aan nieuwe (innovatieve) bedrijvigheid. Dit in aansluiting op de marktdynamiek, die soms ook sterk aan de kern/gemeente gebonden is. Op deze manier creëren we werkgelegenheid voor inwoners in de regio. Een goede (OV-)verbinding richting de grote steden en voldoende woningaanbod zijn hiervoor een belangrijke voorwaarde.
De economie in de Rijn- en Veenstreek is in 2050 circulair. Onze economie moet op een duurzame, groene en innovatieve manier versterken. Dat doen we door in te zetten op vier opgaven:
- Innovatiever leren: met onderwijs beter inspelen op snelle veranderingen in branches als metaal, techniek en zorg.
- Circulair ondernemen: ondersteunen van bedrijfsleven bij de transitie naar circulaire businessmodellen.
- Hernieuwbare energie als randvoorwaarde om economische ontwikkeling mogelijk te maken, met focus op opslag van energie.
- Beter leefklimaat: innovatieve projecten en pilots realiseren die helpen de bodemdaling te verminderen of te vertragen, en het gebied klimaatadaptief te maken.
Zo wordt de Rijn- en Veenstreek interessant voor innovatieve ondernemers en kennisinstituten, die willen werken aan innovaties op het gebied van bodemdaling, biodiversiteit, circulaire economie en agrarische innovatie.
Economie en duurzaamheid moeten zoveel mogelijk hand in hand gaan. Bestaande bedrijventerreinen willen we verduurzamen, en nieuwe bv bedrijventerreinen kunnen een rol spelen bij de energietransitie. We stimuleren ondernemers in de transitie naar circulaire business(modellen). Netwerken van circulaire ondernemers beginnen zich te vormen. Dankzij de containerterminal Alpherium kent de regio een uitstekende uitgangspositie voor duurzame logistiek en concepten al stadsdistributie of waterstofontwikkelingen.
Onmisbaar voor het creëren van (innovatieve) werkgelegenheid en het aantrekken van nieuwe ondernemers, is een goede ontsluiting van het gebied richting de grote steden. Daarnaast is samenwerking tussen bedrijven, overheid en onderwijs (triple helix) een voorwaarde. In triple helix-verband wordt de opgave van voldoende gekwalificeerd personeel/instroom en arbeidspotentieel op korte en lange termijn opgepakt.
Thema 5 Mobiliteit en infrastructuur
Ons landelijk gebied kruist diverse regio’s en ligt tussen de metropolen. Het is de poort naar de Leidse Regio en de kuststreek, en maakt deel uit van het Groene Hart. Een gebied dat veel economische en recreatieve potentie heeft, en bezoekers en werknemers aantrekt.
Alternatieven voor Oude Lijn nog niet in beeld
De groei van wonen, werken en goederentransport leidt onvermijdelijk tot een grotere druk op de mobiliteit. Nu al loopt het mobiliteitssysteem tegen haar grenzen aan. Dit is met name merkbaar op de belangrijkste spoor- en autowegen tussen de metropoolregio’s MRDH en MRA, die gelden als magneten voor economische ontwikkeling. Naast weginfrastructuur zal het de komende jaren vooral gaan over het investeren in openbaar vervoer, scheepvaart en fiets, als alternatief voor de auto. Om een mobiliteitsinfarct te voorkomen, bereidt het ministerie van I & W een verbreding van de A4 voor. De NS heeft onlangs alarm geslagen dat de aanwezige spoorcapaciteit binnenkort aan haar maximum zit. Beide zijn op de eerste plaats georiënteerd op de ontwikkeling van de metropoolregio’s. Hier gaan ze grotendeels voorbij aan het belang van de tussenliggende regio’s en hun verstedelijkingsopgaven. Alternatieve verbindingen voor de Oude lijn (spoorverbinding Dordrecht – Amsterdam) zijn nog niet in beeld. Terwijl deze juist kunnen leiden tot een synergie waar alle regio’s van profiteren.
Negatieve woonwerkpendel met matige verbindingen
In de Rijn- en Veenstreek is in relatie tot de metropoolgebieden relatief weinig bedrijvigheid. Hierdoor reizen veel inwoners vanuit de dorpen richting de steden om te werken of studeren. Het grootste deel van de werknemers in de Rijn- en Veenstreek is gericht op de Noordvleugel van de Randstad. Verbindingen met de Noordvleugel zijn echter niet optimaal. En ook naar de Leidse en Haagse regio’s is sprake van overbelasting van weg en spoor. In de ochtend- en avondspits staan zowel de lokale als de provinciale wegen richting de snelwegen meer dan vol. Knelpunten zijn onder andere de provinciale weg N207 (bijvoorbeeld bij de corridor van Leimuiden), de N11, N209 en de N231 in aansluiting op de N201. De knelpunten leiden tot opstoppingen van autoverkeer in dorpskernen. Met een toenemende vraag aan snelle en goede vervoersverbindingen, moet het mobiliteitssysteem verbeterd kan worden.
In de landelijke gebieden is het huidige OV ontoereikend. Verbindingen sluiten niet goed op elkaar aan en het nemen van OV is tijdrovend. In het bijzonder zijn zorginstellingen en bedrijventerreinen niet goed bereikbaar met het OV. De praktijk leert dat – zeker in Nieuwkoop – het OV voor veel inwoners al een tijd geen serieuze optie is. Tegelijkertijd is het een feit dat inwoners van de kleinere dorpen voor een deel afhankelijk zullen blijven van fiets of auto voor vervoer.
Wat bieden wij
Een goed openbaar vervoersysteem draagt bij aan het verlagen van autogebruik. De (reis)tijd is namelijk een belangrijke factor in de keuze tussen reizen met het OV of met de auto. Wij zien kansen om met een aanbod van snelle HOV-lijnen (hoogwaardig openbaar vervoer) de regio beter te bedienen. Het succes van de R-net 470 (Alphen-Schiphol) en R-net sprinter Alphen-Gouda zijn daar goede voorbeelden van. Een goed en robuust OV-systeem maakt de Rijn- en Veenstreek bovendien aantrekkelijker voor wonen, werken en recreëren.
Wij zetten in op het versterken van knooppunt Alphen aan den Rijn. Centraal staat de realisatie van een noord-zuidverbinding: een HOV-verbinding van Rotterdam naar Schiphol, via Zoetermeer en Alphen aan den Rijn. We zetten hierbij in op een lightrail. Deze verbinding ontsluit niet alleen de Rijn- en Veenstreek beter: de bereikbaarheid van de héle Randstad verbetert. De druk op bestaande wegen en spoorverbindingen van de Randstad wordt immers aanzienlijk verlicht, met name op het traject langs de Oude Lijn.
Daarnaast zetten we in op een snelle verbinding van station Alphen aan den Rijn naar de sneltram in Uithoorn, via Nieuwkoop. Door een betere aansluiting van ons gebied op de metropoolregio’s versterken we de synergie van de regio’s. Medewerkers kunnen sneller op locatie zijn en bedrijven hebben baat bij goede en snelle ontsluiting voor het aanleveren van goederen.
Naast de noord-zuidverbinding zetten we in op verbreding van en intensivering van de dienstregeling op de lijn Utrecht-Leiden. Daarmee wordt Alphen aan den Rijn een volwaardig intercitystation met multimodale verbindingen binnen de Rijn- en Veenstreek. Vanuit het knooppunt realiseren we een fijnmazig, multimodaal netwerk richting de omliggende wijken en dorpen, waarbij ook Hazerswoude-Rijndijk een station krijgt voor sprinters.
Deze verbindingen worden zo ingericht dat ook de dorpen onderling met elkaar worden verbonden. Daardoor blijven voorzieningen bereikbaar én in stand. We zetten in op ‘mobility as a service’, waarbij inwoners mobiliteit inkopen in een combinatie van openbaar vervoer, vraag gestuurd vervoer en eigen voertuigen. Zo ontsluiten we inwoners uit met name kleine kernen en de buitengebieden. Onderdeel hiervan is het realiseren van transferia (overstaplocatie van het ene vervoersmiddel naar het andere) voor een overstap op efficiënt openbaar vervoer. Eventueel autogebruik kan zo beperkt worden tot de laatste kilometers.
Door vanuit de dorpen goed OV aan te bieden als eerlijk alternatief voor de auto, vermindert het aantal auto’s richting de steden. Dit draagt bij aan de duurzaamheidsopgave en CO2- reductie. Provinciale en rijkswegen worden ontlast, evenals de parkeerdruk in de steden. In de Rijn- en Veenstreek blijft de auto – ondanks betere bereikbaarheid met OV en fiets- een relatief grotere rol spelen dan in de metropoolgebieden. Om dit in goede banen te leiden, geleiden we meer verkeer via de N-wegen om zo dorpskernen te ontlasten. Hiertoe wordt de N11 opgewaardeerd en de doorstroming op de N207 en N231 verbeterd.
Thema 6 Duurzaamheid en klimaatadaptatie
In Holland Rijnland werken verschillende partijen al enige tijd samen aan de ambitie om in 2050 een energieneutrale en aardgasvrije regio te zijn. Deze ambitie legden zij in september 2017 vast in een Regionaal Energieakkoord. Door energie te besparen of via zon op daken duurzaam op te wekken, kan een deel van deze opgave volbracht worden. Maar er zijn meer grootschalige regionale oplossingen voor duurzame opwekking van energie en warmte nodig. De doelen uit het energieakkoord worden nu vertaald naar een Regionale Energiestrategie (RES). De RES heeft een belangrijke impact op de ruimte, met name grootschalige opwekking van duurzame energie via zon en wind, en een warmtenet. Vanwege deze grote aanspraak op de ruimte, maakt de RES de komende periode onderdeel uitvan de integrale ruimtelijk afweging op regionaal en lokaal niveau.
Energie-infrastructuur: uitbreiding netwerk randvoorwaardelijk
Een van de grote opgaven – randvoorwaardelijk voor de energietransitie – is de uitbreiding en inpassing van de transportnetten. Er is echter nog veel onzeker over de grootte van de opgave (denk aan de laadinfrastructuur voor auto’s), de techniek en in welke stappen de netten verduurzaamd moeten worden. Op de korte termijn vormt het tekort aan capaciteit van het elektriciteitsnet van de netbeheerder op een aantal specifieke plekken in de regio één van de knelpunten. Grote uitbreiding van het elektriciteisnetwerk duurt nog vele jaren. Dit blokkeert op dit moment de energietransitie. Met name voor Alphen aan den Rijn geldt dat een toenemend aantal bedrijven dreigt te verdwijnen doordat uitbreidings- en groeimogelijkheden worden geblokkeerd vanwege een beperking in energieaanvoer. Daarnaast kunnen duurzaamheidstrajecten door bestaande ondernemers, vaak ook door hun klanten geëist, geen doorgang vinden omdat duurzaam opgewekte energie uit zon en wind niet ook kan worden terug geleverd aan het elektriciteitsnet. Het vestigingsklimaat voor nieuwe ondernemers is daardoor niet aantrekkelijk.
Wat bieden wij
De energietransitie heeft veel ruimte nodig. Hoewel de Rijn- en Veenstreek veel ruimte heeft, willen we deze ook behouden voor inwoners en bezoekers die willen genieten van het groen en de natuur. Ook de energietransitie moet dus meegenomen worden in het geheel aan afwegingen bij het indelen van onze ruimte.
Als subregio willen wij onze verantwoordelijkheid nemen bij de realisatie van de energiedoelstelling. Conform de Trias Energetica blijven we daarom volop inzetten op energiebesparing. Immers, energie die je niet verbruikt, hoef je ook niet op te wekken. Bij energiebesparing wordt met name gedacht aan isolatie van de gebouwde omgeving en besparing in productieprocessen. Daarmee beïnvloedt besparing met name de vraag naar gas, en minder de vraag naar elektriciteit. Toch wordt binnen het Klimaatakkoord ook de aanleg van kleinschalige opwek van duurzame energie als besparing gezien. Wij zetten daarom als regio ook volop in op Zon-op-kleine-daken.
Om aan de doelstellingen uit het Klimaatakkoord en het Energieakkoord Holland Rijnland te voldoen, is gebleken dat ook ingezet moet worden op grootschalige opwek van duurzame elektriciteit. Daarbij wordt vanzelfsprekend ingezet op Zon-op-grote-daken. Maar ook inzet op windturbines en zonnevelden is nodig. Wij zien mogelijkheden voor wind en zon langs hoofdinfrastructuren, zoals de N11. Daarnaast zien we kansen voor enkele windenergieclusters in het Holland Rijnland-gebied. Ook onderzoeken we ten zuiden van de N11 de realisatie van lokale netwerken (LEC, Local Energy Community genoemd), die zonnepanelen, windturbines, energieopslag en alle afnemers onderling verbinden.
De ligging en ondergrond van de Rijn- en Veenstreek bieden kansen voor aquathermie en (ultradiepe) geothermie. Om niet afhankelijk te zijn van enkele energiebronnen, zetten we in op nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan het aansluiten van woonwijken op een warmteleiding afkomstig van het afvalwaterzuiveringsbedrijf (AZWI, Nieuwkoop) en de Oude Rijn. Ook onze warmtevraag willen wij verduurzamen. Voor enkele kernen en Alphen Stad zou aansluiting op de warmteleiding met restwarmte vanuit Rotterdam een goed alternatief zijn, al is de haalbaarheid nog onzeker. De technische haalbaarheid daarvan moet echter nog nader onderzocht worden. Voor de overige kernen is dit waarschijnlijk geen optie. Wel wordt er gezocht naar andere (niet-elektrische) oplossingen om aan de warmtevraag te voldoen. Tot slot onderzoeken we de
Totstandkoming
Deze strategische ruimtelijke agenda is opgesteld vanuit verschillende vakdisciplines, afgestemd met de colleges van de Rijn- en Veenstreek en wordt voorgelegd aan de raden. Wij nodigen raadsleden uit om wensen en bedenkingen te uiten. Het aangepaste concept zal na behandeling in de verschillende raden gepresenteerd worden tijdens de radenconferentie van de Rijn- en Veenstreek.
Daarna vormt het de inbreng voor het regionaal ruimtelijke afwegingskader Holland-Rijnland. Hiermee kan de regio het gesprek voeren met het Rijk, de provincie en andere overheden over ruimtelijke keuzes. Bijvoorbeeld waar infrastructuur of locaties voor woningbouw een plek kunnen krijgen. Dit afwegingskader zal ter besluitvorming aan de raden voorgelegd worden. Daarnaast wordt het kader gebruikt bij het binnenhalen van investeringen en fondsen.
Bij deze strategische agenda is in lijn met lokale omgevingsvisies (in wording) en andere, bestaande lokale en regionale ambitiedocumenten. Het vormt de inzet in diverse overlegorganen waaraan de gemeenten deelnemen.